In Relativiteit deel I ben ik uitgebreid ingegaan op de veranderende perspectieven die Escher in een serie prenten toepast, waardoor je het gevoel krijgt dat deze werken eigenlijk moeten draaien om ze goed te kunnen bekijken. Ik stipte wel even aan dat Escher over de prent Relativiteit zegt dat hij het een onderzoek naar de “relativiteit van de functie van het (platte) vlak” vindt*, maar ik ga daar eigenlijk verder niet op in. In het boek Grafiek en Tekeningen uit 1959 beschrijft hij een aantal prenten uitvoerig.
Over Relativiteit zegt hij:
“Drie zwaartekrachten werken hier loodrecht op elkaar. Drie aardoppervlakken snijden elkaar rechthoekig en op elk van hen leven mensen. Twee bewoners van verschillende werelden kunnen niet op één zelfde vloer lopen, zitten of staan, want hun noties van wat horizontaal en wat verticaal is, zijn niet dezelfde. Maar wel kunnen zij samen één zelfde trap benutten. Op de bovenste hier afgebeelde trap bewegen twee personen zich naast elkaar in dezelfde richting voort. Toch daalt de ene naar beneden en klimt de andere naar boven. Contact tussen beiden is uitgesloten, omdat zij in verschillende werelden leven en dus niet van elkaars bestaan kunnen afweten.”**
In de foto hieronder heb ik de drie ruimtes een nummer gegeven. Escher misleidt ons op een uiterst slimme manier.
Hij gebruikt als bindend element een trappenhuis waarin de onderkanten niet zijn weggewerkt. De verbinding met de wereld buiten de prent loopt door pseudo-romaanse doorgangen. Doordat Escher de elementen uit de architectuur die we allemaal kennen slinks combineert, aanvaarden we de onmogelijke constructies van deze prenten zonder te twijfelen. Vermoedelijk vallen ze in eerste instantie niet eens op.
Die ‘romaanse’ doorgangen heeft Escher overigens ook al eerder (in 1947) in de prent Andere wereld gebruikt.
Er zijn nog wel andere naoorlogse werken waarin deze soort doorgangen voorkomen. Dus vraag ik mezelf af: kende Escher zulke situaties? Wie zijn biografie leest, denkt onwillekeurig dat hij ze waarschijnlijk in Italië zag tijdens de dertien jaar die hij in het land reisde en woonde. Noch in het werk, noch in de fotoalbums tot 1935 zijn directe relaties te vinden. Hoe groot was dan ook mijn verbazing toen ik een paar jaar geleden, door bemiddeling van een wiskundeleraar van de Arnhemse Lorentz Scholen Gemeenschap, in de oude HBS van Escher stond!*** Sterker nog, ik was verbijsterd.
Hier ligt de bron van drie belangrijke werken die Escher ruim dertig jaar na zijn schooltijd maakte: Andere wereld, Boven en onder en Relativiteit. Escher ging van 1912 tot 1918 naar de HBS in de Arnhemse Schoolstraat. In het trappenhuis van die school zijn veel elementen terug te zien die in alle drie de prenten terugkomen. De overeenkomsten zijn zo groot dat je niet meer van toeval kunt spreken. Zoals Eschers vriend, de journalist en kunstcriticus Hein van ’s-Gravensande, al in de dertiger jaren verwoordde: in de kunst van Escher zie je “de synthese” (nu noemen wij dat essentie) van zijn onderwerp.
Loop je Eschers voormalige school in Arnhem binnen, denk je meteen aan Relativiteit:
Zowel in Andere wereld als in Relativiteit is de inspiratie, met de kennis van nu, gemakkelijk te zien. De confrontatie tussen de werkelijkheid en Boven en onder lijkt iets gecompliceerder, maar niet onmogelijk als we terugkomen op Eschers streven twee- en driedimensionaliteit op een vloeiende wijze met elkaar te verbinden. Het is waarschijnlijk dat juist dit trappenhuis van zijn oude school hierin een cruciale rol speelt. Escher was een typische vooroorlogse puber met heftige verliefdheden en hij had moeite zich te uiten. Hij komt uit een warme familie en heeft dierbare vrienden die zich om hem bekommeren. Ze maken samen muziek en met zijn vriend Bas Kist neemt hij zelfs samen les bij de plaatselijke schilder-graficus Gert Stegeman. Later schreef Escher dat hij zijn middelbare schooltijd een hel vond.
Maar toch we weten ook dat hij in 1947 een herdenkingsplaquette voor die school maakte ter herinnering aan de slachtoffers onder de leerlingen en oud-leerlingen van de Tweede Wereldoorlog en ook ter herinnering aan diegene die in het voormalige Nederlands-Indië verbleven.
Deze plaquette werd op 22 november 1947 onthuld****, waarschijnlijk tijdens de verlate viering van het tachtigjarig bestaan van de school. Het is aannemelijk dat Escher toen weer in zijn oude school is geweest, wellicht was hij zelfs bij de onthulling aanwezig. Hij zal er in ieder geval voorbesprekingen hebben gevoerd. Bovendien werd tijdens het jubileum een kleine tentoonstelling gehouden met werk “van een aantal oud-leerlingen, die in de beeldende kunst hun levenstaak hadden gevonden”. Dit staat in het herdenkingsboek van de HBS uit 1966.
Hoe zijn de ervaringen van Escher in de door hem verfoeide middelbare school en deze drie prenten met elkaar te verbinden? Hoe zie ik de verveling van die jongen van dertien/veertien jaar terug in deze werken? De jongen die in dat gebouw met dat vreemde trappenhuis, waar de onderkant van de volgende trap vanuit een bepaalde hoek gezien zelf weer een trap lijkt te zijn, met een boze kop rondloopt. Waar hij door pseudo-romaanse ramen naar nieuwe ruimtes kijkt. Waar hij met zijn fantasie ruimtes en trappen om elkaar heen kan laten draaien en de trappenhuizen eindeloos kan herhalen.
Maurits Escher, de man die ons hoofd laat wervelen door zijn prenten, zegt: “ik kan alleen maar natekenen.” Hij vergeet te zeggen dat hij ook slinks kan combineren (zoals ik hierboven al citeerde):
“Drie zwaartekrachten werken hier loodrecht op elkaar. Drie aardoppervlakken snijden elkaar rechthoekig en op elk van hen leven mensen. Twee bewoners van verschillende werelden kunnen niet op één zelfde vloer lopen, zitten of staan, want hun noties van wat horizontaal en wat verticaal is, zijn niet dezelfde.” **
Opeens valt alles samen: het draaien in Andere wereld en Relativiteit, en dit vloeiend in elkaar overgaan van verschillende perspectieven of zoals hij het noemt “zwaartekrachten”.
Hoewel er ruim dertig jaar zit tussen de tijd dat Escher dagelijks zijn middelbare school in Arnhem bezocht en het moment dat hij deze werken maakte, is het niet bizar te veronderstellen dat een mogelijk bezoek in 1946 of 1947 oude herinneringen weer activeerde.
Citaten komen uit:
* “Relativity of the function of a flat”, in: Escher on Escher – Exploring the infinite, with a contribution by J.W. Vermeulen; translated from Dutch by Karin Ford; Abrams, New York 1989, p. 73.
** De heruitgave uit 2006 door Taschen GMBH van M.C. Escher Grafiek en Tekeningen, ingeleid en toegelicht door de graficus, indertijd uitgegeven door Koninklijke uitgeverij J.J. Tijl NV, Zwolle 1959, p. 15.
*** De Lorentz Scholen Gemeenschap in Arnhem is de opvolger van de HBS waar Escher naartoe is gegaan in de Schoolstraat (tegenwoordig nr 35). Pieter van der Kuil is daar wiskundedocent geweest. Hij heeft een grote belangstelling in de lokale Arnhemse Oosterbeekse geschiedenis.
**** Er is toch iets vreemds met dit oorlogsmonument aan de hand. Onder de steen hangt tegenwoordig een tekening die veel uitgebreider is dan alleen deze plaquette. Er staan nog namen omheen van de overleden (oud)-leerlingen. Die namen ontbreken bij dit kleine monument. Heeft Escher dit geweten? Hij was bijzonder precies over de uitvoering van zijn ontwerpen. Zijn ruzies met architecten over een onnauwkeurige uitvoering van zijn tekeningen zijn vermaard.
Deze steen verhuisde mee naar het nieuwe gebouw van de HBS aan de Apeldoornseweg. Wellicht zijn de namen niet mee verhuisd? Daar dreigde de plaquette door een interne verbouwing toch te verdwijnen, maar gelukkig lette de leraar wiskunde, Pieter van der Kuil, op en bleef deze voor het huidige Lorentz Scholen Gemeenschap behouden.