Natuurlijk leeft Escher, zoals een goed kunstenaar betaamt, voort in zijn werk. Maar er is meer, veel meer. Er is een archief. Een schatkamer van familiefoto’s, reisdagboeken, brieven en agenda’s.
Iemands dagboek lezen voelt alsof je stiekem in iemands persoonlijke leven wroet. Even snel wanneer iemand net de kamer uit is. Met een half oog over je schouder, want de eigenaar zou zomaar terug kunnen komen. Zo voel ik me ook wanneer ik als kersverse conservator van Escher in Het Paleis voor het eerst in Eschers reisdagboeken kijk. Het verschil is, ik mag zo lang kijken als ik wil. Escher komt niet terug om me op de vingers te tikken, hij is tenslotte in 1972 overleden.
Van zijn leven en zijn denkbeelden is echter veel overgeleverd. Veel van zijn dagboeken, briefwisselingen en agenda’s zijn netjes bewaard gebleven en te raadplegen in het archief. Een goudmijn zijn de met zorg gemaakte fotoalbums. Escher fotografeerde vaak en veel. Niet alleen zijn geliefden legde hij vast, hij fotografeerde ook landschappen en architectuur, ter inspiratie voor zijn werk. Alles werd nauwkeurig ingeplakt in albums. Met pen schreef hij er vaak de data en de plek bij.
Hij deed dit bewust, voor later. Dat blijkt uit een brief die hij schreef aan zijn zoon in 1958 waarin hij hem stimuleert zichzelf te fotograferen zodat dit ‘voor het nageslacht bewaard blijft.’ Hij stelt:
‘Laat dus spoedig een en ander draaien en paradeer zélf voor het toestel heen en weer, met close-ups mimiek en wat dies meer zij. Vergeet het niet: het is heus belangrijk.’
En dat is het. Want nu weten we hoe Escher er in zijn jonge jaren uitzag, wat hem fascineerde en waar hij van hield. Door de lens kijken we met hem mee en zien we waarop hij scherpstelt. We zien een jonge Jetta door de ogen van een verliefde Escher, vlak voordat ze zijn vrouw wordt. We zien ze samen in Italië, waar ze het gelukkigst zijn en we zien ze op hun trouwdag.
We zien het Italiaanse landschap, door de ogen van Escher. Een landschap dat daarna weer veelvuldig terugkomt in zijn werk. We zien zijn reizen met vrienden en we lézen zijn commentaar en zijn belevenissen in zijn reisdagboeken. En daardoor begrijpen we hem. Als kunstenaar, maar ook als mens. Twee dingen die niet van elkaar zijn te onderscheiden.
Escher was namelijk een estheet en graficus in hart en nieren. Geen mislukte vakantiefoto’s hier. Ook in de fotografie maakt Escher steeds gebruik van de grafische kwaliteiten van zijn onderwerp. Licht-donkercontrasten, zichtassen, scherpte-diepte, indringende portretten, al deze elementen van de fotografie wist hij tot het uiterste uit te benutten. Zelfs in een gewoon familiealbum. En al bladerend door zijn albums begrijp je dat dat gewoon was hoe hij naar de wereld keek. Zoals hij de wereld wilde zien. Hij kon niet anders.
Interessant zijn ook zijn agenda’s. Vooral omdat deze niet voor het nageslacht waren bedoeld. Hier wordt niets opgeleukt, of gedraaid en geparadeerd voor een toestel. Dit zijn gewoon notities die op dat moment van belang zijn. Zonder enige opsmuk. En dat maakt ze nu juist zo boeiend.
We hebben op één na al zijn zakagenda’s van 1923 tot 1944. Daarin valt van alles te lezen. Met wie hij afsprak, met welke werken hij bezig was, naar welke concerten hij ging (veel Bach!) maar ook ogenschijnlijk onbelangrijke alledaagse dingen, zoals: 1 juni 1940:
‘gezaaid: alle snijbonen, alle winterwortels.’
We lezen boodschappenlijstjes die gedurende de oorlog steeds kariger worden. We zien dat zijn gewicht op 23 juni 1942 schrikbarend laag is: ‘k.g. 47’ en dat hij een jaar later zijn eigen tabak begint te zaaien in zijn eigen tuin. Waarschijnlijk om ten tijden van de oorlog in zijn verslaving te voorzien.
Over het algemeen zijn de notities in zijn agenda zeer summier. Op enkele momenten maakt hij een uitzondering. Zoals op 10 mei 1941, schrijft hij:
’Verraderlijke inval van Duitschland in België en Nederland in 1940.’
En op 31 december 1943:
‘om 6 uur ’s avonds: bevel van de Wehrmacht (via gemeentebestuur) ontvangen om huis Beetslaan 20 binnen 5 dagen te ontruimen.’
En een klein jaar later op 11 september 1944:
‘Eerste geallieerde troepen dringen op Nederlandsch grondgebied door.’
Een dag later bericht hij van
‘Wilde geruchten omtrent algehele vlucht der D.’
Iets dat later weer niet waar blijkt te zijn.
En waarom zouden we dit allemaal willen weten? Een legitieme vraag. Omdat het kan! Zou ik zeggen.. Maar dat komt misschien omdat ik als nieuwe conservator zoveel mogelijk informatie over Escher wil verzamelen. Maar natuurlijk ook omdat het een inkijkje geeft in wat voor persoon Escher was, waar hij mee bezig was en wat hem bewoog. En hoe meer we over hem weten, hoe beter we zijn werk kunnen begrijpen, duiden en plaatsen. Kortom, het is zoals Escher schreef:
‘Vergeet het niet: het is heus belangrijk.’