‘Ik vertel erover aan allerlei mensen, maar slechts een doorgewinterde vrachtboot-passagier kan begrijpen waarover ik het heb. En die mensen ontmoet je nooit (of hoogst zelden) aan land,’
Dit schreef Escher aan zijn zoon Arthur. Escher leed aan zeekoorts. Hij had een grote liefde voor de zee en alles wat daarmee te maken had. Zijn passie voor de zee en het zeeleven vind je vaak terug in zijn werk.
Gedurende zijn leven maakte Escher talloze reizen op vrachtschepen, hij las boeken over de zee en maakte verschillende werken over de zee. Hij kon het ook prachtig beschrijven. Waar ik niet verder kom dan ‘zee’, schreef hij lyrisch over ‘de vloeibare massa’, ‘het liquide element’ en ‘de moederschoot der wateren’. Schrijven over de zee deed Escher vaak juist als hij op het vaste land was, dan was hij vol weemoed en voelde hij steeds de roep van het zoute water.
Zijn fascinatie voor de zee resulteerde in een paar van zijn mooiste werken. Nooit zag ik de zee bij maanlicht zo weergegeven als in Lichtende zee uit 1933. Verstild rollen golven richting de kust. Sterren steken af aan de zwarte hemel, witte schuimkoppen lichten op in een donkere zee. Escher zag destijds wat veel Nederlanders vorige zomer ook zagen aan de kust en zorgde voor onrust: zeevonk. Algen die, zo blijkt helemaal niet gevaarlijk zijn, maar door beweging licht af geven in de zee. Schuimkoppen worden zo fosforescerend en zwemmen bij maanlicht wordt magie. Zeevonk is een cadeautje van de zee, waarbij alles wat de mens produceert in het niet valt. Alsof de natuur even zegt: ‘Leuk wat jullie allemaal proberen, maar ik kan dit.’
Waar we tegenwoordig meteen met smartphones gaan zwaaien wanneer we zoiets moois zien, broedde Escher een nieuwe lithografische techniek uit. Iets omslachtiger, maar het resultaat is er ook naar. Avond aan avond stond hij in juli 1933 rond middernacht aan de Scheveningse vloedlijn, om daarna in zijn atelier te experimenteren met spattechnieken. De bobbelingen en rimpelingen in een golf weet hij zo exact na te bootsen, zijn verwondering vereeuwigd in Lichtende zee.
De zeekoorts was voor Escher zo sterk dat tijdens een verblijf in Zwitserland het geluid van een borstel door het haar van zijn vrouw hem doet denken aan het ruizen van de golven. Opeens kon hij het landleven niet meer aan en monsterde als een echte avonturier zo snel mogelijk aan op een schip. Hij bevond zich tijdens zo’n reis zoveel mogelijk op het dek en aanschouwde de wereld om hem heen. Hij wentelde zich in het isolement en de eenvoud van het leven op een schip.
Niet alleen aanschouwde hij de natuur, ook zijn medepassagiers op vrachtschepen behandelde hij als interessante studieobjecten. Dat blijkt uit de pagina’s van een van zijn zeereisdagboeken. Op de linkerpagina noteerde hij de namen van de passagiers en het personeel op de boot. Op de rechterpagina schreef hij de scheepstermen voor het eten dat hij kreeg: leverworst, stinkende hendrik; spinazie, koemest; zoutvleessoep, blaf; rode kool, vrolijke achtermiddag.
Wanneer hij niet op zee was, las hij erover. Zoals in het boek The sea around us van Rachel Carson. Met de gevolgen van dien, zo blijkt uit een brief aan zijn zoon:
‘..het hinderlijke resultaat is vooreerst dat ik ziek van verlangen naar een bootreis word. Zij (Carson) beschrijft dit liquide element, met een overzicht van alle facetten en problemen die ermee samenhangen, zó boeiend, exact en dichterlijk, dat ik er een beetje gek van word. Dit is precies het type lectuur waar ik, met het klimmen mijner jaren, het meest behoefte aan heb: een stimulans voor mijn ruimtelijk voorstellingsvermogen van onze moeder aarde. […] Ik word er hevig door geïnspireerd tot het maken van een nieuwe prent, die weliswaar niets direct met de zee te maken zal hebben, maar waarin ik, voor de zoveelste maal, zal proberen om mijn zin voor het suggereren van driedimensionale ruimte bot te vieren.’
Escher maakte verschillende prenten over de zee, zoals de weergaloze De tweede scheppingsdag (de scheiding der wateren), De vijfde scheppingsdag en Dolfijnen.
‘Vliegende vissen zijn talrijker hoe warmer de zee wordt. Het eerste exemplaar dat ik zag, hield ik voor een ogenblik voor een vogel, die laag over het water scheerde. Maar toen hij plotseling spoorloos verdween, begreep ik wel dat het een vis was geweest. Later kreeg ik gelegenheid genoeg om ze te bekijken en in de Caribische zee waren er zwermen van honderdtallen, die samen uit het water omhoog schoten. Als zo’n hele school tegelijk uit een spiegelgladde zee opspringt, arceert zij het oppervlak met een stelsel van lange, evenwijdige of radiale lijnen, die abrupt eindigen op de plaats waar de vis weer in zee valt. Soms werd een onzichtbare school onder water blijkbaar opgeschrikt door ons naderende vaartuig en dan kwamen ze tevoorschijn als scherven van een uit-elkaar spattende bom, met de boeg als middelpunt, radiaal naar buiten vliegend.’
Escher neemt de natuur waar met een grafische blik. Een observatie vanaf het dek wordt in zijn ogen een metamorphose. Het zwemmen van vissen een patroon.
Dit las Escher:
Escher was ook groot fan van de documentaire Le monde silence/The silent world van Jacques Cousteau. Een van de eerste films over het leven onder water uit 1956. Een geweldig tijdsdocument. Fan? Bekijk dan ook de persiflage op de films van Cousteau, namelijk The life aquatic van Wes Anderson en wentel je in het zeeleven.