De spiegeling is een constante factor in het werk van Maurits Escher. Op zich is dit niet verwonderlijk, want iedere kunstenaar maakt wel eens een zelfportret. Escher sneed zijn eerste zelfportret toen hij nog in Arnhem woonde en gedurende zijn carriere bleef hij af en toe zelfportretten maken. Daarvoor gebruikt een kunstenaar doorgaans een gewone spiegel, maar Escher gebruikt ook andere spiegelingen. Hieronder geef ik jullie een aantal voorbeelden.
Uit zijn opleidingstijd is een grote inkttekening bekend waarin de koperen bol van een van de grote kroonluchters uit de Haarlemse Grote Kerk domineert. Die bol is een rustpunt in de tekening, want eromheen is een wirwar aan golvende lijnen. In die bol wordt het schip van de kerk weerspiegeld. Wie goed kijkt, ziet een klein mannetje op de grond liggen. Dit is Escher.
Voor het boekje Flor de Pascua dat Aad van Stolk schreef, maakte Escher houtsneden waaronder een heel klein zelfportret in een spiegelende bol: de eerste in een serie, passend bij een van zijn beroemdste zelfportretten: Zelfportret met spiegelende bol uit 1935. Een andere mooie kleine bolle spiegeling uit de natuur is de mezzotint Dauwdruppel, die Escher in 1948 maakte.
Escher gebruikt een spiegel als misleidend object in de litho Stilleven en spiegel. Dit is wat mij betreft een klassiek werk waarin we voor het eerst een mooie slinkse optische illusie zien. Het spiegelbeeld is namelijk een onmogelijkheid. Het licht gekantelde spiegeltje staat kennelijk in een kamer. Dit is af te leiden uit de huiselijke voorwerpen die er omheen zijn gezet: een glas met tandenborstel en tandpasta, een borstel met kam, een kandelaar, een mandje dat aan de zijkant hangt, enzovoorts. Die objecten kun je soms wel en soms niet in de spiegel zien. Dat voelt als volkomen normaal, maar dat is het niet. Want in de grote spiegel zien we een klein Italiaans straatje, een steegje.
Door de combinatie van dit spiegelbeeld met de reflectie van de tandenborstel in het glas valt niet meteen op dat de ruimte buiten de kamer niet met de omgeving binnen kan worden gecombineerd! Pas na betere bestudering bedenk je dat in een kamer geen straatje kan zijn. Doordat de spiegel een klein beetje is gekanteld, zou het straatje hoger achter ons moeten zijn. Wij kijken tenslotte samen met de kunstenaar in de spiegel! Escher plaatst twee werelden, die niet zo niet gecombineerd kunnen worden, op een ongelofelijk slimme manier in elkaar. De museumbezoeker moet tijd nemen om dit fenomeen te ontraadselen.
De stand van zaken wat betreft spiegelingen is in twee categorieën te verdelen: ten eerst objecten die in een platte of in een bolle spiegel weerspiegeld worden en ten tweede spiegelingen in de natuur. Rimpeling hoort bij de tweede categorie. Hoe Escher op het idee voor deze prent kwam, werd bekend door het verhaal dat zijn oudste zoon, George, op een symposium in 1986 vertelde. Hij besprak de werkwijze van zijn vader met diens dagelijks wandelingen in het bos vlakbij de atelierwoning in Baarn:
“Op een heldere winterse dag bevond hij zich in hetzelfde bos aan de rand van een pikzwarte vijver omringd door majestueuze bomen. Het was stil en hij werd gefascineerd door de volmaakte weerspiegeling van de maan en de silhouetten van de bomen in het spiegelgladde oppervlakte van het water. Zoals gebruikelijk, boog hij zijn hoofd een beetje opzij om de spiegeling van onder naar boven te zien; toen draaide hij zich om en boog zijn hoofd diep naar beneden om tussen zijn knieën door het water te kunnen bekijken. Doordat hij met zijn handen de onderkant van zijn blik afschermde zodat hij de storende voorgrond niet zou zien, was het niet moeilijk zich voor te stellen dat hij rechtop stond en de hemel in keek. Grinnikend stelde hij vast: hier sta ik met mijn hoofd naar beneden en geloof dat ik naar boven kijk! Terwijl hij daar zo stond liet een eekhoorn boven hem een eikel in de vijver vallen en verstoorde het gladde oppervlak. Terwijl het water langzaam weer rustig werd, stond vader daar aan de grond genageld over wat hij zag. Wat prachtig, dacht hij, dat een paar kleine zigzag bewegingen me laten inzien dat ik naar water kijk en niet naar een boom! Het gevolg van dit voorval was de prent Rimpeling die dus omgedraaid zou moeten worden om het net zo te kunnen zien, als M.C. Escher dit de eerste keer zag.”*
Eschers verhaal over Rimpeling is eenvoudiger en geeft betekenis aan de voorstelling. In het boek Grafiek en Tekeningen zegt hij:
“Twee regendruppels die in een stille bosvijver vallen, verstoren met hun concentrisch uitdijende rimpelingen de rust van het overigens roerloze spiegelbeeld van een boom met de maan daarachter. De perspectivisch weergegeven cirkels zijn het enige middel waarmee wijking van het oppervlak wordt gesuggereerd.”**
Rimpeling is een typisch onderwerp voor Escher. Ook hierbij moet je even puzzelen tot je precies ziet wat er gebeurt. De complexe structuur beneemt eigenlijk je zicht op het onderwerp, namelijk de maan die door de kale takken van een boom schijnt. Als je dit wel ziet, blijft het even een mysterie waarom die lucht dan zo is gekronkeld. Totdat het kwartje valt en je de associatie met het water, een vijver krijgt. Er is nergens houvast voor het oog; geen oever of geen watervogel. Dit is een bijna willekeurige uitsnede van een spiegeling uit de natuur. Doordat de prent een deel van een groter geheel weergeeft, kan in je hoofd een geweldig meer ontstaan.
Het is opmerkelijk dat Escher voor deze prent teruggrijpt op de techniek van linoleumsnede. Dit is een druktechniek die hij na zijn jeugd nog zelden gebruikt. Het is gemakkelijker om de onregelmatige parallelle vormen in dit veel zachtere materiaal te snijden dan in het harde hout, mogelijk koos hij daarom voor deze techniek.
De kleur van de lucht is prachtig grijs-groen, waardoor iedere prent ongetwijfeld zijn eigen kleine kleurverschillen krijgt door het verloop van het drukken, maar ook door de kleur van de inkt en de druk die Escher op zijn benen eierlepeltje uitoefende. Hoewel prenten identiek in voorstelling zijn, verschillen alle exemplaren bij Escher toch wel een beetje in kleur door de voorzichtigheid waarmee hij met het lepeltje drukte. Het wordt nog wel eens vergeten hoe zorgvuldig Escher met zijn blokken en dus ook deze linoleumplaten omging. Hij vertelt in 1967 in een interview wat je moet doen:
“Als je een plank goed behandelt, kun je hem, zoals ik, honderden malen afdrukken. Dan is de eerste keer helemaal niet beter dan de laatste en kan het zelfs wel andersom zijn. Als je bijvoorbeeld het afdrukken beter leert, dan zijn de laatste beter dan de eerste.”***
De druk die je met zo’n lepeltje kunt uitoefenen is niet groot. Dat is ook niet nodig, want het speciale papier dat Escher gebruikt, is flinterdun en neemt de inkt makkelijk op. Hij kocht dit Japanse papier niet alleen, hij ruilde ook prenten voor papier bij de grote Haarlemse drukkerij Johan Enschedé, waarmee hij een aantal keer samenwerkte. Doordat Escher, behalve zijn litho’s, alles zelf drukte, hield hij controle over de kwaliteit van het werk. Bij het drukken van de litho’s was hij altijd aanwezig, zodat hij ook hier tot het laatste moment nog invloed op de uitkomst had.
Bij Escher in Het Paleis hebben we een groot wandtapijt van Rimpeling in langdurig bruikleen, dat in 1967 voor de gemeente Oldenzaal is gemaakt. Escher heeft hier toestemming voor gegeven. Het tapijt is geweven bij de Hilversumse Handweverij en tapijtknoperij Edmond de Cneudt, die al eerder tapijt naar zijn ontwerp had geweven.
Citaten komen uit:
*M.C. Escher: Art and Sciene, edited by H.S.M. Coxeter. M. Emmer, R. Penrose and M.I. Teuber, Elsevier Science Publishers B.V. 1986, p. 4.
** ** De heruitgave uit 2006 door Taschen GMBH van M.C. Escher Grafiek en Tekeningen, ingeleid en toegelicht door de graficus; indertijd uitgegeven door Koninklijke uitgeverij J.J. Tijl NV Zwolle 1959, p. 13.
*** M.C. Escher Op-art graficus?, AO-Reeks boekje 1172, 1967.