Hier haken we in op data uit het leven en werk van M.C. Escher, kriskras door de tijd maar toch actueel. Geniet het hele jaar door van achtergrondverhalen, anekdotes en weetjes over deze fascinerende kunstenaar.
Escher in Het Paleis toont twee bijzondere houtblokken die Escher in mei 1957 heeft gesneden en het boek waarin de bijbehorende prenten werden gepubliceerd. De blokken en het boek komen uit de collectie van Museum Meermanno in Den Haag. Escher in Het Paleis is er trots op om ze bij ons te kunnen laten zien en we zijn Museum Meermanno dan ook bijzonder dankbaar voor deze bruikleen.
Vanaf vandaag is Leonardo da Vinci te zien in het Teylers museum in Haarlem. Het is het eerste grote overzicht ooit van originele kunstwerken van Renaissance-kunstenaar Leonardo da Vinci (1452-1519) in Nederland. Teylers toont 33 tekeningen van de meester en evenveel werken van tijdgenoten. Da Vinci kon niet alleen prachtig tekenen en schilderen, hij is ook wereldberoemd door zijn uitvindingen van vliegmachines en militair geschut. Hij zag kunst en wetenschap niet als losse 'werelden'. Voor hem hadden ze alles met elkaar te maken. Op dat raakvlak vinden Da Vinci en Escher elkaar. Beiden zijn eerst en vooral uitstekende waarnemers. Ze kijken met een logische, geordende blik naar de wereld en weten die waarnemingen en de gedachten die ze daarbij krijgen ook uitstekend op papier te krijgen. Dat tekenen en noteren deden ze beiden met hun linkerhand. Ook zijn beiden onderdeel van de populaire cultuur geworden door een of enkele werken (denk aan de Mona Lisa en de Vitruviusman en aan Relativiteit en Dag en Nacht), waarbij het maar vraag is of mensen weten wie de makers zijn.
In oktober 1925 kan het jonge paar Maurits en Jetta eindelijk beginnen met het inrichten van hun eerste eigen woning. Het is de bovenste verdieping van een huis dat nog in aanbouw is, in een nieuwe buurt op de hellingen van de Monteverde. Het huis aan de Via Alessandro Poerio 100 was schitterend gelegen met uitzicht op de vallei van de Tiber in het zuidoostelijke deel van de stad. Aan de andere kant van de rivier lag de Monte Palatino, met beneden de Romeinse wijk Trastevere. Het paar had het huis al eind 1924 gekocht maar eerst moesten ze wachten tot het af was, waarna het veel te vochtig bleek. Ze lieten het de hele zomer drogen en verbleven die maanden in de Albergo del Toro in Ravello; de plek waar ze elkaar hadden leren kennen.
Op 23 september 1957 keerde Escher terug in Amsterdam van een zeereis met het vrachtschip s.s. Luna. Tegen die tijd was Escher al lang verslaafd aan het reizen op vrachtschepen en hij greep elke kans aan om zo'n reis te boeken. Zo dobberde hij in augustus en september 1957 zeven weken lang op de Middelandse Zee terwijl hij genoot van de golven, de rust, het licht en de stilte. Terug in Nederland mijmerde hij nog een tijd door.
Hagedissen fascineerden hem al geruime tijd, maar in de zomer en herfst van 1956 was Escher wel erg veel met ze bezig. Die fascinatie kwam niet zozeer voort uit het gedrag of de levenswijze van de beestjes, maar uit de karakteristieke vorm. Die leende zich erg goed voor het maken van vlakvullingen. Wat dat betreft interesseerde een hagedis (of salamander) hem net zoveel of zo weinig als dat vogels en vissen dat deden. Deze drie diergroepen komen verreweg het meeste voor in zijn werk, maar die status hebben ze puur te danken aan hun vorm.
Tussen 1927 en 1938 bracht het gezin Escher vrijwel elke zomer een periode door in het Zwitserse Steckborn, bij Jetta’s zus Nina en haar man Oskar Schibler. In 1929 bleven ze zelfs meerdere maanden, van juli tot half oktober. In het voorjaar had Escher al een trip gemaakt naar de Italiaanse Abruzzen, samen met zijn vriend Giuseppe Haas-Triverio. De tocht leverde 28 tekeningen op, waarvan hij er een in Steckborn uitwerkt tot een litho, zijn eerste van een Italiaans landschap.
Tijdens de oorlogsjaren zakte de productie van nieuwe prenten flink in bij Escher. Het ontbrak hem aan inspiratie en hij had wel wat anders aan zijn hoofd. Maar dat wil niet zeggen dat hij helemaal niets creatiefs meer deed. Juist in de oorlogstijd wierp hij zich op zijn vlakvullingsschriften, waarin hij steeds nieuwe varianten bedacht voor het vullen van het vlak met regelmatige patronen. Tussen het uitbreken van WOII in 1939 en de Nederlandse bevrijding in mei 1945 maakte hij zo'n 35 nieuwe tekeningen.
Op 4 juli 1935 was Escher met zijn gezin vanuit Rome naar het Zwitserse Château-d’Oex verhuisd, waarna hij vrijwel direct naar Nederland doorreisde om daar een en ander te regelen voor een lang verblijf in Zwitserland. Vanuit de Haagse woning van zijn ouders bezoekt hij onder andere zijn oude leermeester Jessurun de Mesquita, overlegt hij met zijn neef Anton Escher over een logo voor diens machinefabriek, praat hij met de PTT en drukkerij Enschedé over zijn ontwerp voor de luchtvaartfondspostzegel en spreekt hij af met zijn vrienden Jan van der Does de Willebois en Bas Kist.
Tussen alle bezoeken door is hij drie weken lang bezig met een zeer gedetailleerd, liefdevol portret van zijn vader.
Op 19 augustus 1960 hield Escher een voordracht tijdens het Fifth Congress and General Assembly of the International Union of Crystallography. Hij was voor dit congres uitgenodigd door Prof. Dr. Carolina H. MacGillavry, hoogleraar in de chemische kristallografie aan de Universiteit van Amsterdam. In 1950 was ze tot het eerste vrouwelijk lid benoemd van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. MacGillavry was een groot bewonderaar van Escher en in 1965 zou ze het boek Symmetry Aspects of M.C. Escher's Periodic Drawings publiceren. Voor kristallografen waren de vlakvullingen, waaraan Escher jarenlang werkte in zijn tekenschriften, ideaal lesmateriaal. Zijn patronen zijn zeer geschikt om de symmetrie, herhaling en spiegeling te bestuderen die zo kenmerkend zijn voor het vakgebied.
In maart 1965 ontmoette Escher de Franse kunstenaar en professor Albert Flocon, docent aan de prestigieuze l'Ecole des Beaux Arts in Parijs. Flocon maakte vooral kopergravures en was net als Escher gefascineerd door het mysterie van het perspectief. Vooral het bolperspectief, een vorm die ook Escher meerdere malen heeft toegepast (denk aan Hand met spiegelende bol, Balkon, Drie bollen II, Druppel en Zelfportret in bolspiegel).
De ontmoeting was voor Escher van grote betekenis; Flocon zorgde ervoor dat zijn prenten in Parijs bekend werden. De professor bemiddelde persoonlijk over de verkoop van prenten en een te organiseren Escher-tentoonstelling in Parijs. In oktober 1965 publiceerde Flocon een tien bladzijden tellend artikel over Escher in het belangrijke maandblad Jardin des Arts.