Hier haken we in op data uit het leven en werk van M.C. Escher, kriskras door de tijd maar toch actueel. Geniet het hele jaar door van achtergrondverhalen, anekdotes en weetjes over deze fascinerende kunstenaar.
December 1938 is een ijskoude maand in Brussel. Een perfecte achtergrond voor een kleine houtsnede (18 x 14 cm) die Escher kort daarvoor maakte voor de Nederlandse criticus en dichter Jan Greshof, die net als hijzelf in Brussel woonde. Ter gelegenheid van diens vijftigste verjaardag op 15 december 1938 boden de vrienden van Greshof hem deze houtsnede aan, met daarop een winters Brussel en zijn eigen huis als middelpunt. Escher was zelf langs de woning gefietst, gewapend met fototoestel, maar was er niet zo enthousiast over:
'Mooi' is het niet bepaald, maar ik zal trachten te maken wat er van te maken is.
Op 12 december 1934 werd er in Nederlands Historisch Instituut te Rome een tentoonstelling geopend met schilderijen en tekeningen van Otto B. de Kat (een persoonlijke vriend van Maurits) en houtsneden en litho's van M.C. Escher. Bij de opening stond een massa mensen te wachten om binnen te komen, hoewel de regen met bakken uit de lucht kwam vallen. De grip van het fascisme op de Italiaanse samenleving werd steeds sterker en het leek alsof deze tentoonstelling door velen werd aangegrepen om daar tegenwicht aan te bieden.
Op 8 december 1928 werd Arthur Eduard Escher geboren, de tweede zoon van Maurits en Jetta. Arthur werd voorafgegaan door de in 1926 geboren George en in 1938 zou nakomertje Jan nog volgen. Het was een gecompliceerde bevalling en Jetta moest enige weken in het ziekenhuis blijven. Net als hij later voor Jan zou doen, maakte Escher een houtsnede ter gelegenheid van de geboorte.
De zomermaanden van 1934 brachten Maurits, Jetta en hun twee zoons door in het 'kunstenaarsdorp' Sint-Idesbaldus. Het plaatsje herbergt meerdere musea, waaronder dat van de wereldberoemde surrealistische schilder Paul Delvaux. Escher had er een huis gehuurd, samen met zijn broer Eddy en schoonzus Irma. Tijdens deze vakantie in België gingen Escher en Jetta ook naar de steden Gent, Brugge en Doornik. Van de kathedralen van Gent en Doornik maakte Escher nog diezelfde vakantie een houtsnede.
Tussen 1948 en 1954 maakte Escher een reeks met planetoïden en sterren. Ze lijken allemaal uit dezelfde sciencefictionwereld te komen, een wereld die op het eerste gezicht ver van de aardse en ernstige graficus staat. De reeks begon met de houtgravure Sterren, waarin twee kameleons opgesloten zitten in een stelsel van regelmatige achtvlakken. Dan volgen in 1949 de Dubbele planetoïde en in 1954 de Viervlak-planetoïde.
We hebben deze week weer een wissel gehad. Een aantal werken is naar het depot gegaan en daarvoor in de plaats hangen een aantal andere prenten van Escher. Een van deze is Sprinkhaan, een houtgravure uit maart 1935. Daarop toont Escher in zeer fijn detail een exemplaar van dit gevleugelde insect met zijn krachtige achterpoten, facetogen, voelsprieten en gevouwen vleugels.
Het onderzoeken van begrippen als oneindigheid en eeuwigheid in zijn werk zou je met een gerust hart een obsessie van Escher kunnen noemen. Op talloze manieren onderzocht hij hoe het vaste kader van zijn houtblok of lithosteen toch de suggestie van onbegrensdheid op kon roepen. Een van de manieren waarop hij dit deed was door met diepte en perspectief te spelen. Door te variëren met de dikte van lijnen, formaten van onderwerpen en voorgrond versus achtergrond bereikte hij in een aantal werken dat gevoel van de onbegrensde ruimte.
Hoewel hij al vroeg in zijn carrière gefascineerd was door het principe van de regelmatige vlakverdeling dook Escher er in 1936 pas echt met volle kracht in. Toen begon een periode waarin hij talloze experimenten uitvoerde met manieren waarop een vlak gevuld kon worden met patronen van geometrische vormen. Dat deed hij in de vorm van tekeningen die hij maakte in schriften zodat hij grip kreeg op het onderzoeksproces.
In dat proces, en daar zit de grote kracht van M.C. Escher, wist hij die geometrische vormen om te zetten in herkenbare figuren.
Op 16 november 1953 houdt Escher een lezing voor de 'Vrienden van het Stedelijk Museum' in Alkmaar, ter gelegenheid van een tentoonstelling van zijn werk. In die jaren lukt het Escher regelmatig om te exposeren in musea, galerieën en universitaire instituten. Vaak in gezelschap van twee of meer collega's uit de vereniging van Nederlandse Grafici. Meestal gaat dit vergezeld van een lezing over zijn eigen werk. Hoewel hij in 1947 in een brief aan zijn vriend Bas Kist schreef geen groot spreker te zijn, ontpopte hij zich in de jaren daarna tot juist dat. Zijn lezingen trekken volle zalen en Escher blijkt zijn prenten zeer helder en boeiend toe te kunnen lichten.
Eind 1933 begon Escher voorzichtig de mogelijkheden af te tasten om zijn werk toe te passen op commerciële opdrachten. De eerste vorm waar hij aan dacht was het ontwerpen van inpakpapier. Dit hoopte hij te verkopen aan een paar grote warenhuizen: de Bijenkorf, Gerzon, Zingone en Korall. Met hun logo als motief maakte hij een aantal verschillende herhaalpatronen die op inpakpapier gedrukt zouden kunnen worden. Ook experimenteerde hij met de namen door ze op speelse manieren in elkaar te laten grijpen.