Hier haken we in op data uit het leven en werk van M.C. Escher, kriskras door de tijd maar toch actueel. Geniet het hele jaar door van achtergrondverhalen, anekdotes en weetjes over deze fascinerende kunstenaar.
Tijdens de oorlog had Escher wel wat anders aan zijn hoofd, maar na de bevrijding van mei 1945 ging de rem op zijn productiviteit en creativiteit eraf. Al was de start moeizaam. Hij moest wennen aan de vrijheid en hij beperkte zich in eerste instantie tot het afdrukken van oude prenten en de verkoop daarvan. Het eerste creatieve resultaat was de litho Balkon, die hij maakte in juli 1945.
De lente is hier, die laat zich niet tegenhouden door de problemen in de wereld. Daarom deze prent. Een kleine houtgravure van 44 x 99 mm, maar groots in visuele rijkdom. Deze houtsnede van een boom met vogels en een eekhoorn krijgt een bijzonder lading, omdat hij het hele beeld spiegelt. Door die spiegeling, het spel met vorm en restvorm en door het zwart-wit contrast is het eindresultaat zowel realistisch als abstract. Een ode aan de natuur in deze donkere tijden.
De Piano di Sant'Andrea is een historische plaats in de oude binnenstad van Genua, bovenop een heuvel met dezelfde naam. De Piano wordt begrensd door de torens van de Porta Soprana. In de middeleeuwen was dit de belangrijkste toegangspoort tot de stad. Aan de voet van de torens ligt het geboortehuis van Christoffel Columbus. Escher bezocht Genua en de Piano di Sant'Andrea in het voorjaar van 1936, toen hij (deels samen met zijn vrouw Jetta) een zeereis maakte over de Middellandse Zee. Een reis die hem veel genot en ook veel inspiratie opleverde. Hij maakte foto's en tekeningen die hij in het najaar en de winter daarop uitwerkte in hout of op steen. Zo maakt hij houtsneden van Venetië, Ancona, de toren van Pisa en van het vrachtschip waarmee ze reisden; houtgravures van Catania en Marseille en een litho van Nunziata op Sicilië. Ook vormde de reis een inspiratiebron voor een van zijn eerste optische illusies: Stilleven en straat. In februari 1937 maakte hij deze houtsnede van de Piano di Sant'Andrea.
Direct boven de wijk Trastevere, aan de westkant van de rivier de Tiber, rijst de Gianicolo (of Janiculum) uit boven de stad Rome. Deze heuvel biedt een geweldig uitzicht over de eeuwige stad en is een geliefde plek voor stadsbewoners. Dat moet het voor Escher ook zijn geweest, vooral het park rond de Villa Doria Pamphili. In dit grootste openbare park van Rome kon hij ontsnappen aan het lawaai en de drukte van de stad. Vanaf zijn woning aan de Via Alessandro Poerio was het nog geen half uur lopen. Hij maakt er foto's van het uitzicht. Deze verwerkt hij ook in prenten. Een daarvan is Sint Pieter [gezien] vanaf de Gianicolo [Rome] uit februari 1935.
Ontwikkeling I en Ontwikkeling II zijn de eerste prenten waarin Escher probeert een bevredigende vorm te vinden voor het concept 'oneindigheid'. Ze laten een ontwikkeling zien, maar ze maken er dus zelf ook onderdeel van uit. In oktober 1937 liet hij zijn verzameling vlakvullingen zien aan zijn broer Berend (ook wel Beer genoemd), hoogleraar geologie, mineralogie, paleontologie en kristallografie aan de Universiteit van Leiden. Eschers verzameling bestond deels uit kopieën van vlakvullingen die hij had nagetekend in het Alhambra (Granada) en de Mezquita (Córdoba), in het voorjaar van 1936. Het andere deel had hij zelf verzonnen. Hij was een jaar of tien jaar eerder al voorzichtig begonnen met het maken van vlakvullingen. Bij zijn vroege pogingen sneed hij een dierlijke vorm direct in het houtblok, waarna hij ze gespiegeld of gedraaid herhaalde op papier of stof.
Begin februari 1935 vertrokken Maurits en Jetta, samen met het bevriende echtpaar Leopold, naar de Abruzzen. Ze reisden met de bus van Rome naar de middeleeuwse hoofdstad van de regio: Aquila. Dat was goed te doen, het is ongeveer 120 kilometer. Daarna reisden ze door naar de Campo Imperatore, een hoogvlakte in het nationaal park Gran Sasso. Dit hoogste bergmassief van de Apennijnen is een van de oudste skigebieden van Italië: reeds in de jaren '20 werd hier geskied. Bij Escher leefde al een tijd het plan om met zijn gezin naar Zwitserland te verhuizen. Vanwege het opkomende fascisme in Italië en ook omdat de gezondheid van zijn zoons gebaat zou zijn bij de Zwitserse berglucht. Dit bezoek aan het skigebied kun je zien als een voorproefje.
In het universum van M.C. Escher heersen vooral harmonie, rust, orde en vrede. Disharmonie, onrust, wanorde en oorlog zijn ver weg of dienen als achtergrond voor de schoonheid op de voorgrond. Denk aan prenten als Tegenstelling (Orde en Chaos) en Kristal. Escher ziet de wereld als een eeuwigdurende strijd tussen deze uitersten. Als kunstenaar had hij de taak om de wereld te laten zien dat orde een vanzelfsprekendheid is, al lijkt die soms ver weg.
In het Escher-archief van het Kunstmuseum Den Haag (voormalig Gemeentemuseum) ligt een klein voorleesboekje uit 1898, Eschers geboortejaar. Hij las er veel uit voor aan zijn zonen. Gezien de publicatiedatum zou je je kunnen voorstellen dat zijn vader dat aan hem ook had gedaan. In het kinderboek staat een verhaal dat de inspiratie vormt voor een houtsnede uit januari 1928: Luchtkasteel.
In de periode dat het gezin Escher in het Zwitserse Cháteau-d'Oex woont, leert Maurits de schilder John Paschoud kennen. Op 6 januari 1937 opent hun gezamenlijke tentoonstelling in diens atelier.
Escher maakt er een affiche, een uitnodiging en een aankondiging voor. Hij gebruikt de kwasten en het palet van de schilder en het houtblok en de inktroller van de grafisch kunstenaar als beeldelementen, aangevuld met een bijzondere typografie. Op de expositie laat hij ook zien hoe je een houtsnede maakt. Op 11 januari houdt hij een demonstratie, zo is te lezen in zijn dagboek.
2019 is bijna voorbij. Op Escher vandaag en in onze Facebook tijdlijn brachten we het afgelopen jaar vele verhalen over het leven en het werk van M.C. Escher. Alle beelden die we daarin hebben gebruikt hebben we verzameld in deze video. Bedankt iedereen voor de aandacht dit jaar en op naar een net zo rijk gevuld 2020!
Rond 1930 was Escher niet gelukkig. Hij worstelde met zijn gezondheid, het lukte hem niet om werk te verkopen, hij had financiële moeilijkheden en hij had gebrek aan inspiratie. Hij dacht er zelfs over om zijn artistieke carrière helemaal te beëindigen. Het was de kunsthistoricus G.J. Hoogewerff die hem uit zijn dip haalde. Hoogewerff was directeur van het Nederlands Historisch instituut in Rome en kenner van de Hollandse en Vlaamse oude meesters. Hij vroeg Escher om een serie emblemata te maken, zogenaamde 'praatjes met plaatjes'. Hoogewerff was lyrisch over het werk van Escher en zag in zijn oeuvre veel kwaliteiten die hij ook terug zag bij de oude meesters. Zo ontstond een samenwerking die veel zou betekenen voor Eschers carrière.
50 jaar geleden, op 5 december 1969, lanceerden The Rolling Stones het album Let It Bleed. Het is een van de bekendste Stones-albums, met daarop klassiek geworden songs als Gimme Shelter, Midnight Rambler en You Can’t Always Get What You Want. De hoes bevat een taart en een platenspeler, maar er had een prent van Escher kunnen staan.
Eind 1947 maakte Escher een voorstudie en een prent die kenmerkend zijn voor hoe hij de wereld ziet: als een eeuwigdurende strijd tussen orde en chaos. Voor hem een constatering van een feit, geen boodschap of opdracht aan die wereld. Hij was geboeid door de regelmaat en de noodzakelijkheid van strakke meetkundige ruimtefiguren, symbolen van orde in een chaotische wereld. Het zijn figuren die op het eerste oog eenvoudig en helder lijken en tegelijk geheimzinnig zijn en ondoorgrondelijk. Zijn halfbroer, de geoloog en kristallograaf prof. dr. Berend George Escher, deelde die fascinatie. Hij deed dat vanuit een professioneel oogpunt. Escher zelf begreep weinig van de achterliggende theorieën, maar vanuit die fascinatie maakte hij wel schitterend werk. Van hele kleine werelden (kristallen) tot hele grote (sterren en planeten). Een van de prenten waarin de fascinatie van beide broers zich manifesteert, is Kristal.
Afgelopen donderdag opende de nieuwe tentoonstelling David Umemoto: Architect van het onmogelijke in Escher in Het Paleis. David Umemoto is een Canadese beeldhouwer met een achtergrond in architectuur. Tot 9 februari 2020 worden zijn mysterieuze sculpturen van onmogelijke gebouwen in de tentoonstelling zij aan zij getoond met het werk van M.C. Escher. De graficus is altijd al een invloed geweest op het werk van Umemoto.
De zomermaanden van 1934 brachten Maurits, Jetta en hun twee zoons door in het 'kunstenaarsdorp' Sint-Idesbaldus. Het plaatsje herbergt meerdere musea, waaronder dat van de wereldberoemde surrealistische schilder Paul Delvaux. Escher had er een huis gehuurd, samen met zijn broer Eddy en schoonzus Irma. Tijdens deze vakantie in België gingen Escher en Jetta ook naar de steden Gent, Brugge en Doornik. Van de kathedralen van Gent en Doornik maakte Escher nog diezelfde vakantie een houtsnede.
Tussen 1946 en 1951 experimenteerde Escher diverse malen met de mezzotint-techniek. Deze boeide hem door de grote nuancering van licht naar donker die erin te bereiken is. Al voor de oorlog maakte hij daarvoor de eerste plannen. Hij was de techniek niet machtig en hij vroeg advies aan collega-kunstenaars als Jan Poortenaar en W.G. Hofker hoe hij het aan moest pakken. Schemering (Rome), uit mei 1946, is zijn eerste mezzotint en Vlakvulling I, uit maart 1951, zijn laatste. Het bleef bij een totaal van 8 mezzotints. De techniek bleek te bewerkelijk en tijdrovend voor de toch best geduldige Escher. De meest opvallende prent van de serie is Oog.
"Het verschrikkelijke knippermoment." Dat is de duiding die oud-conservator Micky Piller, tijdens een uitzending van VPRO-radioprogramma OVT, gaf aan het moment dat een beschouwer Eschers litho Waterval voor de tweede keer bekijkt. Water dat stroomt en van een verhoging naar beneden valt. Die waarneming is bij een eerste keer kijken zo gedaan. Maar bij de tweede keer kijken komt dat moment. Het moment waarop de hersenen eventjes kortsluiting maken en niet kunnen volgen wat er voor de ogen gebeurt. Het water stroomt omhoog. Het water stroomt omhoog? Waterval is hét werk waarmee Escher zijn kijkers het meest direct voor de gek houdt.
M.C. Escher hield van schaken. Het strategische bordspel was voor hem een prettige vorm van vermaak. Niet alleen was hij in zijn leven lid van meerdere schaakclubs, ook tijdens zijn vele bootreizen was het voor Escher een fijne manier om de tijd door te komen. In zijn kunst komt de voorliefde voor dit zwart-witte bordspel ook terug.
Voor commerciële opdrachten koos Escher vrijwel altijd onderwerpen en vormgevingen die hij al eerder geprobeerd had. Zo'n opdracht was een noodzakelijk kwaad, het inspireerde hem zelden. Een echt probleem was dat niet. Opdrachtgevers kozen Escher omdat ze zijn werk kenden en bepaalde aspecten ervan terug wilden zien in de de opdracht. Bij de opdracht die Escher in de zomer van 1956 kreeg lag dat iets anders. In september maakte hij een nieuwjaarskaart voor de PTT waarvan hij het motief kort daarvoor in een van zijn schriften met vlakvullingen had getekend. Het ontwerp met de gevleugelde enveloppen is duidelijk echt bedoeld voor de opdrachtgever. In zijn vlakvullingen gebruikt Escher eigenlijk altijd levende objecten, als vogels, vissen, insecten en andere beestjes. De envelop was wat betreft een anomalie. Maar door ze vleugels te geven, krijgen ze toch iets dierlijks.
September 1919 was een levensveranderende maand voor Maurits Escher. Zijn eerste lessen in de bouwkunde aan de School voor Bouwkunde en Sierende Kunsten in Haarlem vingen op 6 september aan en op 17 september verhuisde hij dan ook naar stad. In Haarlem ontwaakte de kunstenaar in hem pas echt, al bleek bouwkunde daarvoor een valse start. Die keuze was vooral ingegeven door zijn vader, die in zijn zoon een toekomstig architect zag.
De eerste zaterdag van september is Wereld Baarddag. Dat vieren we natuurlijk met M.C. Escher, een fanatiek baarddrager. Misschien zelfs wel een hipster te noemen, lang voordat het woord werd uitgevonden. In zijn jonge jaren kon je zijn karakteristieke silhouet al uittekenen: een lange magere man met een flinke neus, een warrige haardos en altijd in pak. En dus bekroond met een puntige baard die zijn voorkomen nog verfijnder maakte.
Op 23 augustus 1996 overleed de componist Jurriaan Andriessen, telg uit een bekende kunstenaarsfamilie. Hij schreef een groot en gevarieerd oeuvre met symfonieën en andere orkestwerken, een opera, ballet-, kerk- en kamermuziek en ook filmmuziek. Een goed voorbeeld van zijn veelzijdigheid is de symfonie Time Spirit, waarin werken van Escher een centrale rol spelen.
Vandaag is het internationale linkshandigendag. Een dag waarop M.C. Escher, als linkshandige, uiteraard niet mag ontbreken. Dit evenement is in het leven geroepen om aandacht te vragen voor de ongemakken waar linkshandigen tegenaan lopen. Op 13 augustus 1976 was de eerste. Vrijdag de dertiende dus, een bewuste keuze. Escher is op school hardhandig gecorrigeerd om hem te dwingen rechtshandig te schrijven en te tekenen. Dat was destijds heel normaal. Hoewel die correcties nauwelijks effect hadden, heeft hij zichzelf later alsnog geleerd om ook zijn rechterhand te gebruiken. Dat bracht hem voordeel in zijn kunstenaarschap.
Het jaar 1930 werd voor Escher en zijn zonen George en Arthur gekenmerkt door ziektes: hijzelf had veel problemen met zijn darmen en tanden en de zoons kregen longontsteking, oorontsteking en kinkhoest. Daar kwam bij dat hij nauwelijks wat verkocht en geen opdrachten had. Castrovalva en Luchtkasteel waren in april te zien in het Stedelijk Museum, tijdens een groepstentoonstelling van kunstenaarsvereniging St. Lucas die 50 jaar bestond. Als basis voor werkuitstapjes voor Escher, maar vooral ter ontspanning, verbleef het gezin een groot deel van de zomer in Zwitserland.
Op 20 juli 1969 zette Neil Armstrong de eerste stappen op de maan, precies 50 jaar geleden. Hij klom de trap af, zette een voet op de poederige maanbodem en zei: 'Een kleine stap voor de mens, een grote stap voor de mensheid'. De Apollo 11 missie geldt nog steeds als een van de meest iconische prestaties van menselijk vernuft. Een mijlpaal waarop op allerlei manieren wordt teruggekeken. Ook Escher keek (waarschijnlijk) en heeft de maan op meerdere manieren in zijn werk afgebeeld.
Als een intrigerend juweel op een inktzwarte achtergrond verlichten de schillen uit deze houtgravure de immense donkere ruimte erachter. Concentrische schillen is een van Eschers meest ingenieuze maar ook van de meest mysterieuze werken.
Philippe Druillet, geboren op 28 juni 1944, staat bekend om zijn barokke tekeningen en bizarre sciencefictionverhalen. Na een paar jaar als fotograaf te hebben gewerkt, debuteerde Druillet in 1966 met Lone Sloane, le Mystère des Abîmes, een stripboek dat was geïnspireerd door Druillets favoriete schrijvers H.P. Lovecraft en A.E. van Vogt. Druillet zou later nog covers ontwerpen voor heruitgaven van Lovecrafts werk, en ook een aantal filmposters.
'Als ik Tolkien toch niet had! De eenzame avonden zijn nl voor mijn geduldigheid het moeilijkst. Maar daar helpt hij mij doorheen met zijn fantastische wereld van Hobbits, Elfen, dwergen en goede wizards, gecontrasteerd door de meest afschuwelijke, duivelse monsters.'
Deze ode aan de Britse schrijver en academicus John Ronald Reuel Tolkien (1892-1973), die wereldberoemd werd door zijn fantasy-cyclus The Hobbit, The Lord of the Rings, en het postuum gepubliceerde The Silmarillion, stamt uit een brief van Escher aan zoon George van 29 juni 1962. Zoon Arthur had hem eerder dat jaar op The Hobbit getrakteerd, een boek waarin hij fanatiek las tijdens zijn noodgedwongen bedlegerigheid.
In juni 1932 kreeg Escher een opdracht van het Nederlands Historisch Instituut in Rome. Het instituut wilde aandacht besteden aan een kerk waarvan de zichtbaarheid door de opkomende nieuwbouw in de hoofdstad werd bedreigd. In de litho die Escher van deze San Michele dei Frisoni (de Friezenkerk) maakte, veroorlooft hij zich flink wat vrijheid. Hij beeldt namelijk niet de huidige (gebouwd in 1141) maar de eerste versie van de kerk af. Het origineel werd in 1084 door de Noormannen vernietigd tijdens de investituursstrijd. Deze strijd staat bekend als het conflict tussen de keizer van het Heilige Roomse Rijk Hendrik IV en de toenmalige paus Gregorius VII.
Vorige week is een vitrine onthuld in Escher in Het Paleis met daarin een bijzondere schenking. Deze komt van de heer en mevrouw Hoogendijk-Floor. Gedurende de jaren heeft dit echtpaar meerdere werken van M.C. Escher aangeschaft, die recentelijk aan Escher in Het Paleis zijn geschonken. In hun bezit waren onder meer een vignet met vissen en het bijbehorende houtblok. Escher heeft maar weinig intacte houtblokken achtergelaten na zijn dood en de meesten daarvan zijn in particulier bezit. Deze gift is voor het museum daarom van onschatbare waarde.
Escher was een wandelaar en een kijker. Dat zijn twee liefhebberijen die gelukkig prima te combineren zijn. In zijn Italiaanse jaren maakte hij elk voorjaar een lange trektocht door toen nog onherbergzame streken als de Abruzzen en Calabrië. Hij keek zijn ogen uit en verwonderde hij zich over de schitterende natuur en het eigenzinnige landschap dat hij daar aan trof. Daarbij bekeek hij de omgeving op zowel op micro- als macroniveau. Hij kon met net zoveel bewondering naar een plantje of een insect kijken als naar een berg of een kustlijn. Nadat hij in 1941 naar Baarn was verhuisd, ging hij fanatiek door met dat wandelen en kijken. Hij liep vele uren door de bossen rond zijn woonplaats, met net zoveel aandacht voor de Nederlandse natuur als voor de Italiaanse.
In het voorjaar van 1933 was hij op Corsica, het Franse eiland dat gevoelsmatig net zo goed bij Italië had kunnen horen. Corsica was lang onderdeel van het Romeinse rijk en was daarna honderden jaren bezet door de Republiek Genua. Pas na de Franse Revolutie werd het een integraal deel van Frankrijk. Het onherbergzame eiland oefende een grote aantrekkingskracht uit op Escher, vanwege het ruige en afwisselende landschap en het gebrek aan mensen.
Even verdwaald raken in de wereld van M.C. Escher. Willen we dat niet allemaal?
Een paar maanden geleden kwam mij voor het eerst het nieuwste prentenboek van Wouter van Reek onder ogen. De illustrator en prentenboekmaker heeft zich voor dit boek laten inspireren door niemand minder dan M.C. Escher. Op speelse wijze licht Wouter de bètakant van het werk van Escher uit in een boek voor jong en oud.
Het project waar Wouter dag in, dag uit aan werkte, leidde tot het idee voor een speelse en vrolijke tentoonstelling in Escher in Het Paleis.
In mei 1971 maakte Escher zijn laatste vlakverdeling, een tekening in Oost-Indische inkt en waterverf van een figuurtje dat hij zelf een 'spookje' noemde. Het was de laatste in een lange serie in schriften gemaakte vlakvullingen, maar het was ook in een ander opzicht een opmerkelijke tekening.
In 1962 was de Britse wiskundige Roger Penrose in Nederland en hij bezocht Escher in zijn huis in Baarn. De twee hadden elkaar leren kennen nadat Penrose werk van Escher had gezien tijdens het Internationaal Mathematisch Congres in 1954. Ze begonnen een briefwisseling die in 1960 zou leiden tot de prent Klimmen en Dalen. Penrose is zijn hele carrière gefascineerd geweest door vlakvullingen, een fascinatie die hij deelde met Escher. Penrose kreeg van Escher een prent en hij gaf zijn gastheer op zijn beurt een houten puzzel.
Van 5 tot 31 mei 1955 was er in het Stedelijk Museum in Amsterdam een tentoonstelling te zien onder de naam 'Kunstenaars herdenken 5 mei'. Deze viel samen met de eerste nationale herdenking: 5 mei 1955 was het voor het eerst dat Bevrijdingsdag als nationale feestdag in Nederland werd gevierd. De tentoonstelling was een initiatief van de gelijknamige stichting die op 1 april van dat jaar was opgericht. Escher was onder andere vertegenwoordigd met Andere Wereld en met Rimpeling.
Op 28 april 1955 was Escher in ribfluwelen broek en hemdsmouwen in zijn atelier aan het werk toen hij bezoek kreeg van een wethouder en de gemeentesecretaris van Baarn. Waaraan hij op dat moment precies werkte, is niet duidelijk. Het kunnen herdrukken zijn van bestaande prenten, bijvoorbeeld zijn vier meter lange Metamorphose II, waarnaar veel vraag was. Of zijn in opdracht gemaakte litho Bevrijding, die hij maakte voor de tiende Bevrijdingsdag op 5 mei van dat jaar. De wethouder en de secretaris vertelden hem dat de koningin hem tot Ridder in de orde van Oranje Nassau had benoemd.
Morgen is het Pasen. Een mooi moment om stil te staan bij het dood en de wederopstanding van Jezus, zou je zeggen. Maar dat doen we niet. Pasen is een christelijk feest maar het heeft inmiddels ook een lange culturele en toeristische traditie. Dat uit zich in paasvuren, paasoptochten, paaseieren en natuurlijk de verschijning van de paashaas; de niet-godsdienstige personificatie van het van origine christelijke feest. Net zoals de Kerstman dat is voor Kerstmis. Met de traditie van het feest hield Escher zich als niet-gelovige niet zo bezig maar hij heeft wel een haas en twee konijnen in zijn werk afgebeeld. Duidelijk niet als paashaas, maar we lichten ze in dit geval toch even uit.
In april 1952 werden er 400 afdrukken gemaakt van de litho Tegenstelling (Orde en chaos). Machinaal, vanwege de enorme oplage, maar wel onder toeziend oog van Escher. Het was een opdracht van de VAEVO (Vereniging tot bevordering van het Esthetische element in het Voortgezet Onderwijs) die de prenten zou verspreiden over scholen in Nederland. Op die manier zou de jeugd op een laagdrempelige manier in aanraking kunnen komen met zijn werk.
Van 3 tot 13 april 1932 ging Escher mee met een archeologische expeditie naar het schiereiland Gargano onder leiding van de Italiaanse professor Ugo Rellini. Rellini was een van de eerste archeologen die dit bergachtige gebied onderzocht. Het schiereiland dringt ongeveer 70 kilometer de Adriatische Zee in en is ook wel bekend als het 'Spoor van de laars'. Het bijzondere gebied is in 1995 uitgeroepen tot nationaal park. De Garganische kust behoort tot de meest woeste van Italië. Het hoofdkwartier van de expeditie was de plaats Peschici en het hoofdonderwerp was de Manaccoragrot, ook wel bekend als de Grotta degli Dei (grot der goden). Ook bij Monte Pucci werden opgravingen gedaan. Daar bevond zich een necropolis met honderden ondergrondse graftombes. In het team van Rellini werkte ook de Nederlandse archeoloog Hendrik Leopold en hun Duitse collega Elise Baumgartel.
Sinds het Brexitreferendum op 23 juni 2016 is het Verenigd Koninkrijk in een constante staat van verwarring over de toekomst van de natie en de relatie met het Europese vasteland. Afgelopen vrijdag was het B-day maar zelfs die keiharde deadline werd niet gehaald. Theresa May, de dame die alles in goede banen had moeten leiden, bleek vooral het lijdend voorwerp van deze verwarring. Hoewel de stemming rond Brexit nog steeds vooral heel pessimistisch is, is er een beroepsgroep die er ook deels van geniet. Al bijna drie jaar spugen de cartoonisten een onuitputtelijke stroom aan politieke prenten uit over de Brexit. Daarin speelt M.C. Escher een opvallende rol.
Op 23 maart 1908 werd Gottfried Wilhelm Locher geboren, een man wiens naam bij het grote publiek nauwelijks bekend is, maar die wel van enorm belang is geweest voor de nalatenschap van M.C. Escher. Locher had er al een glansrijke carrière in de antropologie op zitten, toen hij een aantal belangrijke bijdragen leverde aan die nalatenschap. Hij gaf lezingen en schreef artikelen waarin hij de rijkdom van Eschers kunst op uitstekende wijze wist te duiden. Hij wees op de sterke contrasten in diens oeuvre. Tussen licht en donker, dag en nacht, plat en ruimtelijk, realiteit en illusie, latent en manifest, veraf en dichtbij, oneindig en eindig, orde en chaos, ratio en emotie en tussen hoofd en hart. Locher zag Escher als dé kunstenaar die een brug wist te slaan tussen kunst en wetenschap. Ook was Locher een van de eerste grote Nederlandse Escherverzamelaars, waarmee hij zijn nek uitstak voor een kunstenaar die tot laat in de jaren vijftig nog nauwelijks op waarde werd geschat.
Vandaag is het Museumnacht Kids. Met één ticket kunnen kinderen terecht op meer dan 20 plekken in Den Haag en Voorburg. Escher in Het Paleis doet natuurlijk ook mee. De link tussen kinderen en Escher is heel duidelijk. De graficus kon met net zo'n nieuwsgierige blik de wereld in kijken en hij wist de speelsheid van kinderen vast te houden in zijn magische werelden. Ook naar de natuur keek hij vol verwondering. Een berglandschap, loofbos of grasveld was voor hem nooit zo maar een berglandschap, loofbos of grasveld. Hij zag details die niemand anders zag en hij kon genieten tot in zijn diepste vezels van alles wat de natuur hem bood.
In maart 1951 maakte Escher een prent met de bedrieglijk eenvoudige naam Vlakvulling I. Ik zeg 'bedrieglijk eenvoudig', omdat hij op dat moment al zo'n dertig jaar graficus was en al talloze vlakvullingen had gemaakt. Het principe van de regelmatige vlakvulling vormde de kern van zijn kunstenaarschap, het onderwerp waarnaar hij steeds bleef terugkeren. Waarom dan ineens toch weer een werk dat lijkt te suggereren dat het de eerste keer is dat hij zoiets maakt?
Op 1 maart 1958 overleed Giacomo Balla, een van de belangrijkste kunstenaars van het futurisme. Waarschijnlijk kende Escher hem niet persoonlijk maar hij was wel bekend met zijn werk. Er zijn een aantal verrassende overeenkomsten tussen de futurist Balla en het vroege werk van de graficus Escher.
Op 20 februari 1941 verhuisden Maurits en Jetta met hun drie kinderen naar de Nicolaas Beetslaan in Baarn. Sinds 1925 had het paar in het buitenland gewoond. De eerste jaren woonden het stel in Rome, waar George en Arnold geboren werden. In de zomer van 1935 betrokken ze een woning in het Zwitserse Château-d’Oex en in 1937 verhuisden ze opnieuw. Nu naar Ukkel, een voorstad van Brussel. In 1938 werd Jan daar geboren, zoon nummer drie. Na een min of meer gedwongen vertrek uit Rome, door het opkomende fascisme en de gezondheid van zijn zoons, en de vlucht voor de kou en het isolement in Zwitserland, leek Ukkel een veilige haven. Maar door de komst van de oorlog en de dood van zijn ouders, in 1939 en 1940, zag Escher zich gedwongen opnieuw naar zijn woonsituatie te kijken. Door de Duitse inval in Nederland en België in mei 1940, voelde het logischer om terug te keren naar zijn geboorteland.
Op 22 april 1932 vertrokken Escher en zijn vriend Giuseppe Haas-Triverio voor een maand naar Sicilië, voor beiden een nieuw gebied. Ze beperkten zich tot het noordelijke deel van het eiland, dat ze met het stoomschip Florio vanuit Napels bereikten. Het aantal bezochte plaatsen in de maand die volgde, was indrukwekkend: de universiteits- en havenstad Palermo, het Saraceense stadje Corleone, Cefalù, met zijn beroemde kathedraal, het Griekse stadje Tindari, de badplaats Milazzo, het eiland Lipari, het zo mooi gelegen Taormina, de omgeving van de Etna, Giarre, met de sporen van de vulkaanuitbarsting in 1928, Randazzo, met de huizen gebouwd van donkergekleurde lava, de lavaformaties bij Bronte, Cesarò, Roina, Cerami, Nicosia, waar de bewoners een Lombardisch dialect spreken, Sperlinga, Enna, Gangi, Petralia Sottana, Sclafani, Segesta, met de Griekse tempel en Caltavuturo. In die maand maakte hij drieëntwintig schetsen die hij in de winter van 1932-1933 uitwerkte in 12 prenten. Samen geven ze een goed beeld van het bezoek aan het eiland dat op hem en Haas-Triverio zo'n grote indruk had gemaakt.
In oktober en november 1954 vond de eerste solotentoonstelling van Escher plaats in de Verenigde Staten, in de Whyte Gallery in Washington. Het initiatief daartoe werd genomen door de Amerikaan Charles Alldredge, die zich tot fan en verzamelaar had ontwikkeld na het lezen van artikelen over Escher in Time en Life in 1951. De twee begonnen een correspondentie en Alldredge ontwikkelde zich tot een soort manager van Eschers belangen in de VS. Na de succesvolle tentoonstelling in de Whyte Gallery kreeg hij het steeds drukker met het behartigen van die belangen. In 1956 kwam daar een flinke piekbelasting voor hem bij. Alldredge was namelijk gevraagd om mee te werken aan de verkiezingscampagne van senator Estes Kefauver die een poging deed de Democratische kandidaat te worden voor de presidentsverkiezingen.
Ter gelegenheid van het vijftigjarige bestaan van de vereniging tot bevordering van de grafische kunst 'De Grafische' werd in februari 1962 in het Stedelijk Museum een grote tentoonstelling gehouden. Escher was er natuurlijk bij, net als zijn vriend Gerd Arntz en vele andere grafische collega's. Het was niet bepaald voor het eerst dat grafici in groepsverband en onder de naam van hun vereniging samen exposeerden, maar voor de jubileumtentoonstelling werd echt groot uitgepakt. Onder de titel 'Prent' waren er in het Stedelijk meer dan 300 werken te zien.
De Gedichtendag, komende donderdag 31 januari, vormt de start van de Poëzieweek. Met talloze activiteiten wordt de poëzie gevierd en gestimuleerd. M.C. Escher was geen dichter maar hij had wel een broer die zich zo mocht noemen. Johan George Escher (1894-1969, meestal George genoemd), de oudste zoon uit het tweede huwelijk van George Arnold Escher met Sara Adriana Gleichman. Die heeft twee dichtbundels uitgegeven. De eerste, Het bezwaarde hart, werd door uitgeverij Van Dishoeck in 1937 uitgegeven. De tweede, Oude en nieuwe gedichten, verscheen vlak voor zijn dood in 1969. Voor het debuut maakte broer Maurits het titelblad.
Van alle thema's en onderwerpen waarop Escher zich in zijn carrière had geworpen is er wat hem betreft boven uit stak: de regelmatige vlakverdeling. Hij heeft werkelijk talloze experimenten uitgevoerd om de vele manieren te onderzoeken waarop een vlak gevuld kon worden met patronen van geometrische vormen. Dat deed hij in de vorm van tekeningen die hij maakte in schriften. In dat proces, en daar zit de grote kracht van M.C. Escher, wist hij die geometrische vormen om te zetten in herkenbare figuren. Aanvankelijk nog heel grof maar naarmate hij er meer bedreven in raakte werden de vissen, vogels, hagedissen, kevers, vlinders, paarden en andere dieren en vormen steeds verfijnder.De tekeningen waren een vorm van onderzoek maar hij haalde er ook ideeën uit voor nieuw werk of voor commerciële opdrachten. In januari 1962 maakte hij vier tekeningen, waarvan we er hier twee tonen, waarvan hij al direct wist waar hij ze voor wilde gebruiken.
De bevrijding van mei 1945 werkte verlossend voor alle Nederlanders die geleden hadden onder vijf jaar Duitse bezetting. De euforie was enorm, ook bij Maurits Escher. Geheel tegen zijn gereserveerde aard in stond hij op 7 mei te juichen op de Brink waar duizenden Baarnaars samen waren gekomen. Na jaren van gedwongen onthouding wierpen hij en Jetta zich op een buffet van kunst, uit gaan en lekker eten. Met werken had hij nog wat moeite en hij beperkte zich ook tot het afdrukken van oude prenten.