M.C. Escher is wereldberoemd geworden met zijn optische illusies, maar minder bekend is dat hij ook kunst voor de openbare ruimte heeft gemaakt. In de winter van 1959-1960 ontwerpt Escher een tegeltableau met vissen en vogels voor de Dirk Schäferstraat 59 in Amsterdam-Zuid, geïnspireerd door zijn bekende prent Lucht en water I (1938). Het tableau maakt hij in opdracht van Wolbert J. Vroom, een groot liefhebber van Eschers werk, die op zoek is naar een zwart-witte voorstelling om de gevel van zijn nieuw gebouwde villa mee te verfraaien.
De familie Vroom heeft recentelijk twee nog nooit eerder getoonde tekeningen van M.C. Escher aan het museum geschonken. Deze schenking omvatte ook een uitgebreide briefcorrespondentie tussen de betrokkenen en familiefoto’s van de onthulling van het tableau, waarbij Escher zelf aanwezig was. De objecten uit de omvangrijke schenking geven ons een blik achter de schermen bij de totstandkoming van een uniek kunstwerk uit Eschers oeuvre.
Wolbert J. Vroom en zijn vrouw Antonia H.M. Dreesmann komen in 1959 in contact met Escher. Ze wonen bijna een jaar in hun nieuwe villa aan de Dirk Schäferstraat en willen hun gevel voorzien van een kunstwerk. Even denken ze aan een mozaïek, maar ze vinden het zwart-witte werk van Escher beter bij de moderne gevel passen. Als Dreesmann een afbeelding van Eschers werk Zwanen (Witte zwanen, zwarte zwanen) (1956) aan haar man laat zien, valt het kwartje. Later schrijft Vroom aan Escher: ‘Wij (mijn vrouw en ik) zijn beiden enthousiast over Uw werk en ’t wordt een Escher of niets.’
Escher stelt voor om het tableau op zijn prent Lucht en water I te baseren, waarin vissen geleidelijk in vogels veranderen. Het ruitvormige ontwerp voegt beweging toe aan de rechte vormen van de moderne villa en Eschers vlakvullingen lenen zich goed voor een tegelpatroon. Al snel wordt de Delftse aardewerkfabriek De Porceleyne Fles (nu: Royal Delft) erbij betrokken, waar de tegels gemaakt worden. Hier werkt Escher vaker mee samen, onder andere voor betegelde zuilen voor de Johanna Westermanschool (nu: Maris College) te Den Haag en later ook voor het Baarnsch Lyceum.
Na een maandenlang proces wordt het tableau in het voorjaar van 1960 opgeleverd. De heer en mevrouw Vroom, Lau Peters (de architect van de villa) en M.C. Escher zijn bij de onthulling aanwezig. Het grote tegeltableau aan de Dirk Schäferstraat is ook nu nog steeds te zien.
De kern van de schenking wordt gevormd door twee onbekende tekeningen, die een bijzonder licht schijnen op het ontwerpproces. Een van de ontwerptekeningen toont de zoektocht naar het juiste ontwerp voor op de gevel. Escher heeft twee varianten bedacht, namelijk een horizontaal en een verticaal ontwerp. Hij maakt een tekening van de façade en bedekt het horizontale ontwerp met een omklapbaar stukje papier met daarop de verticale variant. Zo waren de twee ontwerpen eenvoudig met elkaar te vergelijken en kon de opdrachtgever gemakkelijker kiezen. De uitvoerige briefwisseling uit de schenking tussen Escher, Vroom, De Porceleyne Fles en architect Lau Peters legt de spanningen rondom deze belangrijke keuze bloot. Er wordt lang gediscussieerd tussen de betrokken partijen welk ontwerp het moet worden. De architect wil graag het verticale ontwerp, om de hoogte van het gebouw te accentueren, maar Vroom en Escher houden voet bij stuk. Uiteindelijk valt zo toch de keuze op het horizontale ruitvormige ontwerp.
Zijn idee legt Escher vast in een meer gedetailleerde ontwerptekening, waarop hij met zijn bekende precisie de 75 tegels nummert. De pijl wijst aan waar Eschers monogram ‘MCE’ moet komen; zo kan fabrikant De Porceleyne Fles goed aan de slag. Hoewel het wat voeten in de aarde had, zijn uiteindelijk alle betrokken partijen enthousiast over het ontwerp, zoals blijkt uit een brief van De Porceleyne Fles aan Vroom: ‘Wij zijn het er allen over eens, dat dit tableau werkelijk een sieraad voor uw woning zal zijn.’
Voor Escher persoonlijk krijgt dit project nog een staartje, in de vorm van een blijvende herinnering aan de wand van zijn atelier: een kleiner tableau met dezelfde tegels. Vanzelfsprekend was dit aandenken echter niet. Ondanks dat hij met plezier aan deze uitzonderlijke opdracht heeft gewerkt, is Escher in het begin kritisch. Aan zijn zoon George en diens vrouw Corrie schrijft hij in 1959: ‘Daar zit waarachtig een brief in de bus van een “villa”-bewoner in A’dam Z. , die een blind muurvlak met door mij te ontwerpen RV-tegels wil laten versieren! Het zit verdomme in de lucht, dat gezeur met die tegels.’ Na een moeizaam traject rondom de betegelde zuilen voor de Johanna Westermanschool voelt Escher dus schroom om aan nog een ontwerp met tegels te beginnen. In de latere briefcorrespondentie tussen Escher en meneer Vroom is daar echter weinig meer van te merken. Escher heeft plezier bij het maken van de instructietekening van de verschillende typen tegels en zet zijn schouders eronder om tot een zo goed mogelijke uitvoering van zijn ontwerp te komen. Zijn enthousiasme over het eindresultaat blijkt uit het feit dat een kleiner tableau met dezelfde tegels dat De Porceleyne Fles voor hem maakt dankbaar door hem wordt ontvangen. Deze heeft nog jarenlang in zijn eigen atelier gehangen.
Niet alleen Escher was tevreden over dit kleine tableau. In de showroom van De Porceleyne Fles hing ook een proefstuk van het tegeltableau, om hun klanten te laten zien wat voor moois ze konden maken. Wanneer A.J. de Lorm, de directeur van Gemeentemuseum Arnhem (nu: Museum Arnhem), in 1964 een bezoek brengt aan De Porceleyne Fles, ziet hij dit tableau in de showroom. Hij is enthousiast en laat met toestemming van Escher en Vroom een kleinere versie voor de collectie van zijn museum maken, die identiek is aan het tableau dat Escher thuis had hangen. Het proefstuk uit de showroom van De Porceleyne Fles is rond 1990 aangekocht door het Rijk en bevindt zich momenteel in de collectie van het Nederlands Tegelmuseum in Otterlo.