Hier haken we in op data uit het leven en werk van M.C. Escher, kriskras door de tijd maar toch actueel. Geniet het hele jaar door van achtergrondverhalen, anekdotes en weetjes over deze fascinerende kunstenaar.
Hedenmorgen vroeg op en in gezelschap van de 3 Duitschers Stern naar Giarre per trein, om er dezelfde lavastroom (van 1928) te zien die ik reeds 3 jaar geleden zag en teekende. Ik vind er een bijzonder typisch onderwerp: een huis met een mooie palm erachter, gespaard door de hevige lava-verwoesting en geheel door zwarte lava omringd.
Dit schreef Escher op 4 mei 1936 in zijn reisdagboek over zijn reis rond en op de Middellandse zee. Het huis, onderwerp van een tekening en in augustus van een litho, was (bijna) ten prooi gevallen aan een machtige tegenstander: de Etna.
Een van de meest wonderlijke prenten van M.C. Escher is (Twee) Dorische zuilen. Een houtgravure in drie kleuren die hij maakte in augustus 1945. Vlak na de bevrijding dus. Het was na Balkon de tweede nieuwe prent die Escher fabriceerde na de euforische dagen van mei dat jaar.
Op 29 juli 1961 verschijnt het artikel How to read a painting (Adventures of the mind) van kunsthistoricus Ernst Gombrich in het befaamde Amerikaanse tijdschrift The Saturday Evening Post. Hierin beschrijft Gombrich op uitvoerige wijze een aantal van Eschers prenten. De subkop luidt: 'By visual paradoxes the artist shocks the viewer into the realization that there is more to art than meets the eye.' Een zin die overduidelijk te relateren is aan Escher. Het artikel zorgde voor veel extra belangstelling voor Eschers werk.
In het voorjaar van 1931 maakte het echtpaar Escher samen een reis langs de Amalfitaanse kust. Een gebied waaraan ze beiden goede herinneringen hadden, niet in het minst omdat ze elkaar daar in 1923 hadden leren kennen. Ze bezochten plaatsen als Vietri, Puntone, Scala, Positano, Praiano en uiteraard Ravello. Hier stond de Albergo dell Toro, het hotel waar Maurits en Jetta elkaar voor het eerst zagen. Het plaatsje neemt een prominente plek in in hun leven en ook in Escher werk. Hij was speciaal getroffen door de Moorse motieven die hij in het stadje aan trof, waaronder die in de Duomo. Hij heeft in Ravello meerdere tekeningen en foto's gemaakt en het plaatsje is ook te zien in een serie prenten die hij begin jaren dertig maakte. Een daarvan is San Giovanni (in Campidoglio), Ravello, een houtgravure uit februari 1932.
M.C. Escher heeft in verschillende prenten geëxperimenteerd met het transformeren en convergeren van vormen. Vroege voorbeelden daarvan zijn Ontwikkeling I (1937) en Ontwikkeling II (1939), Dag en nacht (1938), Lucht en water I (1938) en II (1938), Verbum (1942) en Metamorphose I en II (1937 en 1939-1940). In deze prenten veranderen objecten en dieren van de ene herkenbare vorm in een andere (transformeren) of ze vloeien samen in een eindvorm of eindpunt (convergeren). Vaak wist hij deze twee principes te combineren in één prent, bijvoorbeeld in de houtgravure Vlinders uit juni 1950.
Voor velen vormen Eschers onmogelijke gebouwen de hoogtepunten in zijn oeuvre. Het zijn die prenten waarnaar bezoekers op zoek gaan als ze bij ons in het museum komen. Ze gaan ervoor staan en bespreken met hun familie en vrienden wat ze voor hun ogen zien gebeuren. Het zijn wat dat betreft echt praatplaten. Als je 'onmogelijk' op een ruime wijze uitlegt, vallen Boven en onder, Trappenhuis, Relativiteit, Hol en bol, Prentententoonstelling, Belvédère, Klimmen en dalen en Waterval als onmogelijke gebouwen te definiëren. Maar het zijn die laatste drie die door Escher zelf ook zo genoemd worden en het zijn ook deze drie die het meest uitnodigen tot duiding. 'Moet je daar eens kijken, zie je dat? Dat kan toch helemaal niet?'
‘Vroeger heb ik veel van Grimm gehouden. Als kind, ook als jongen was ik er enorm door gegrepen. Nu herlees ik The Hobbit, van Tolkien, de tocht van die dwergen. Er is geen werkelijkheid bij. Waarom (blik van alle speelsheid ontdaan) moet je met je neus gedrukt worden op die ellendige werkelijkheid. Waarom mag je niet spelen.'
Dit zei Escher in het lange interview met journaliste Bibeb, dat op 20 april 1968 verscheen in Vrij Nederland. Hij stond bij velen bekend als een ernstige en rechtlijnige kunstenaar, maar deze quote laat nog eens horen dat de werkelijkheid complexer was. Ja, hij maakte kunst die net zozeer met het hoofd als met het hart beleefd moest worden, maar het spelelement was minstens zo belangrijk.
De Franse filosoof, journalist, schrijver en Nobelprijswinnaar Albert Camus schreef zijn roman De pest in 1947. Het boek was een directe reactie op de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. De ziekte zelf en het overwinnen ervan zijn een metafoor voor de strijd tegen de nazi’s, de bruine pest. In deze coronatijden is de oorlog in de meeste getroffen landen ver weg, maar verder zijn de parallellen tussen het boek en de bizarre werkelijkheid van 2020 opvallend groot. Escher heeft De pest, en ander werk van Camus, met veel aandacht gelezen. En ook nu staat het weer volop in de belangstelling.
Tijdens de oorlog had Escher wel wat anders aan zijn hoofd, maar na de bevrijding van mei 1945 ging de rem op zijn productiviteit en creativiteit eraf. Al was de start moeizaam. Hij moest wennen aan de vrijheid en hij beperkte zich in eerste instantie tot het afdrukken van oude prenten en de verkoop daarvan. Het eerste creatieve resultaat was de litho Balkon, die hij maakte in juli 1945.
De lente is hier, die laat zich niet tegenhouden door de problemen in de wereld. Daarom deze prent. Een kleine houtgravure van 44 x 99 mm, maar groots in visuele rijkdom. Deze houtsnede van een boom met vogels en een eekhoorn krijgt een bijzonder lading, omdat hij het hele beeld spiegelt. Door die spiegeling, het spel met vorm en restvorm en door het zwart-wit contrast is het eindresultaat zowel realistisch als abstract. Een ode aan de natuur in deze donkere tijden.