Hier haken we in op data uit het leven en werk van M.C. Escher, kriskras door de tijd maar toch actueel. Geniet het hele jaar door van achtergrondverhalen, anekdotes en weetjes over deze fascinerende kunstenaar.
De Latijnse uitdrukking ‘memento mori’, wat gedenk te sterven betekent, is een vaak terugkerend thema in de kunst. Julie de Graag maakt memento mori letterlijk haar onderwerp in de gelijknamige prent uit 1916. Het vervaardigingsmoment is goed verklaarbaar. Door haar gezondheidsproblemen heeft zij vaker depressieve periodes gekend, maar het zijn de gruwelijkheden van de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) die haar mentale gesteldheid verder doen achteruitgaan.
2024 is voorbij en het is weer een bijzonder en onvergetelijk jaar geweest. Wij kijken deze dagen vooral terug op alle mooie tentoonstellingen en programma's die we hebben mogen organiseren.
In 2024 is het 100 jaar geleden dat Julie de Graag overleed. Deze talentvolle tijdgenoot van M.C. Escher weet met weinig details de essentie te raken in houtsneden van planten, dieren en mensen. De kunstenaars delen een grote liefde voor de natuur, observeren de wereld om hen heen en verbeelden die op eigen wijze in grafiek.
Publiekslieveling Belvédère (1958) heeft een magische kracht die miljoenen liefhebbers van Eschers werk over de hele wereld raakt. Deze litho is een verrassende mix van compleet verschillende elementen. Niet alleen de voorgrond is raadselachtig, het landschap op de achtergrond was dat voor lange tijd ook.
Recentelijk is er een bijzondere schenking gedaan rondom een tegeltableau van Escher met vissen en vogels voor de Dirk Schäferstraat 59 in Amsterdam-Zuid. De schenking bevat twee nog nooit eerder getoonde tekeningen van M.C. Escher, een uitgebreide briefcorrespondentie tussen de betrokkenen én familiefoto’s van de onthulling van het tableau.
Sinds de tentoonstelling Net als Escher, die tussen november 2023 en maart 2024 geopend was, is in Escher in Het Paleis het opvallende modulaire tapijt van Studio Wae op de tweede verdieping te zien. Deze vloerbedekking geeft op een hedendaagse wijze vorm aan de nalatenschap van Escher.
Tijdens zijn leven verwierven niet alleen verzamelaars en liefhebbers werk van M.C. Escher; ook vrienden en familie bezaten zijn prenten. Zo ook deze litho Tekenen, die uit de nalatenschap komt van Antoinette Schottelius-De Ridder beter bekend als Tony de Ridder. Recentelijk heeft Escher in Het Paleis dit werk in langdurig bruikleen gekregen en de bijbehorende correspondentie tussen Escher en De Ridder is tot onze grote vreugde geschonken aan het museum.
Conservator Judith Kadee en papierrestaurator Paul van der Zande wisten niet wat ze meemaakten, toen ze de nieuw verworven Witte poes van M.C. Escher uit de lijst haalden. Onder het passe-partout kwam een onbekende tekst van Escher tevoorschijn. Lees hier het verhaal achter deze bijzondere ontdekking.
De Waddeneilanden zijn vijf eilanden in het noorden van Nederland die een thuis vormen voor de eilanders, maar vooral ook een geliefde vakantiebestemming zijn. De Wadden vormen een stukje Nederland dat als buitenland aanvoelt, alleen al vanwege de bootreis die je moet maken om op één van de eilanden te komen. Veel vastelanders hebben het gebied weleens bezocht, om uit te waaien aan het strand en de eilandsfeer te proeven. Die aantrekkingskracht is er al lang. Ook in het jonge leven van M.C. Escher was het gebied een populaire bestemming.
Afgelopen zomer ontving Escher in Het Paleis een bijzondere schenking van Escherkenner en wiskundige Doris Schattschneider. Ze doneerde een Koh-I-Noor-blik van Verkade, dat geïnspireerd is op de Koh-I-Noor, een van de beroemdste diamanten ter wereld.
Elk jaar is bijzonder bij Escher in Het Paleis, maar 2023 was er wel echt een voor in de boeken. Het was dit jaar 125 jaar geleden dat M.C. Escher werd geboren en dat feit is werkelijk grandioos gevierd. Wij kijken deze dagen vooral terug op alle mooie tentoonstellingen en evenementen die we hebben mogen organiseren. Het Escherjubileumjaar is gevierd met prachtige tentoonstellingen bij ons en ook in Kunstmuseum Den Haag. Gelukkig is de afsluitende tentoonstelling Net als Escher nog t/m 24 maart 2024 te zien. Het jubileumjaar is ook gevierd met talloze activiteiten in Den Haag. Daarnaast hebben we weer zo veel mogelijk verhalen over de persoon, het leven en de kunst van Escher gepost. Alle schitterende beelden die wij dit jaar hebben gedeeld, vind je terug in deze speciale eindejaarsanimatie. Wij danken iedereen voor de aandacht en support het afgelopen jaar en hopen je ook in 2024 weer te mogen inspireren met onze verhalen en beelden!
Behalve bij de directe leermeester, die essentieel is voor elke kunststudent, kan er ook inspiratie worden gehaald bij de meesters uit het verleden. Zo leerde Escher niet alleen van zijn leermeester Samuel Jessurun de Mesquita, maar keek hij ook verder terug in de tijd. Op zijn beurt heeft De Mesquita zich werk van een oude meester eigen gemaakt. Het kijken naar werken van kunstenaars die je voorgingen om inspiratie op te doen voor het eigen werk is zeer gebruikelijk. Het werken in de stijl van of kopiëren van herkenbare beelden is voor kunstenaars een manier om zich de technieken en ideeën van hun helden eigen te maken en zichzelf uit te dagen door te kijken naar kunst door de ogen van een ander.
Het platte vlak was erg belangrijk voor M.C. Escher. Het tweedimensionale witte papier bood hem de mogelijkheid om het oneindige te onderzoeken en illusies op te wekken. Daarop creëerde Escher zijn driedimensionale werelden waarmee hij het oog van de kijker bedot. Werelden waarin orde en chaos met elkaar de strijd aan gaan, net als in de echte wereld. Maar waar die orde het in de echte wereld vaak verliest van de chaos, was het bij Escher andersom.
De periode 1934-1936 wordt alom erkend als een overgangstijd in het oeuvre van M.C. Escher. Langzaam bewoog hij zich af van zijn interpretaties van veelal Italiaanse landschappen, op zoek naar iets nieuws. Dat leidde tot wat je een hoofdthema van hem zou kunnen noemen: het vervlechten van werelden die niet bij elkaar (kunnen) horen en ze samen laten bestaan in één beeld. Dat begon door met het extreme perspectief van een bolspiegel de blik op zichzelf en zijn omgeving te zetten. Twee andere vroege voorbeelden van het vervlechten van werelden zijn Stilleven met spiegel en Stilleven en straat. Later zou dit verbeelden van het onmogelijke leiden tot prenten als Andere wereld, Dubbele planetoïde, Zwaartekracht, Relativiteit, Prentententoonstelling, Bélvèdere en Waterval. Op deze route bewandelt Escher met Droom (Mantis Religiosa) een opvallend zijpad. Hierin is het onmogelijke te zien als een droombeeld, waarbij Escher ook expliciet benoemt dat het om een droom gaat.
Tussen 29 november en 29 januari is bij ons een bijzonder zelfportret van Rembrandt te zien. Een zelfportret met een stormachtige geschiedenis dat jarenlang van de radar verdween en dat nu terug is gekeerd naar de plek waar het in de negentiende eeuw lang heeft gehangen. Dit schilderij is te zien in de koninklijke balzaal van het paleis, te midden van de prenten van M.C. Escher. Ondanks de duidelijke link tussen dit zelfportret van Rembrandt en Paleis Lange Voorhout, blijken er ook onmiskenbare connecties tussen Rembrandt en Escher te zijn.
2022 is voorbij en het is weer een bijzonder en onvergetelijk jaar geweest. Wij kijken deze dagen vooral terug op alle mooie dingen we hebben mogen organiseren. Zo zijn er maar liefst vier tijdelijke tentoonstellingen te zien geweest in het museum, naast de permanente presentatie met de kunst van Escher!
Ook hebben we weer geprobeerd zo veel mogelijk verhalen over de persoon, het leven en de kunst van Escher met u te delen via onze socialmediakanalen, onze website en de verdiepende stukken die wij schrijven. Alle schitterende beelden die wij dit jaar hebben gedeeld vindt u terug in deze speciale eindejaarsanimatie. Wij danken iedereen voor de aandacht en support het afgelopen jaar en hopen u ook in het Escher jubileumjaar 2023 weer te mogen inspireren met onze verhalen en beelden!
In oktober 1952 maakte M.C. Escher een serie houtsneden met als onderwerp de vier elementen. Het was een werk in opdracht voor de verzamelaar en grafiekfanaat Eugène Strens en zijn vrouw Willy. Eugène Strens (1899 - 1980) was opgeleid als ingenieur, maar zijn grote passie lag bij grafiek.
Over het algemeen geven spiegels een reflectie van de werkelijkheid, maar in de kunstwereld gelden andere wetten. Zeker in de wereld van Maurits Cornelis Escher. Daarin is niets wat het lijkt. Zijn prenten zijn direct herkenbaar, maar de man erachter was iemand die zich niet zo makkelijk liet kennen. Hij kijkt je aan in spiegelprenten als Hand met spiegelende bol of Drie bollen II. Vertrouwd, empathisch. Maar ook beheerst en wellicht zelfs wat spottend.
Verwarring zaaien. Dat was wat God voor ogen had, toen hij de mensen die een toren tot in de hemel aan het bouwen waren allemaal andere talen liet spreken. Binnen de kortste keren was het een chaos en de bouw werd dan ook direct gestaakt. Want als je niet meer met elkaar kunt praten, hoe moet je dan samen op zulke hoogte verder bouwen?
Dat het niet zo goed ging met zijn gezondheid aan het einde van de jaren zestig was voor Escher een gegeven. Hij worstelde er al zijn hele leven mee, maar vooral dat decennium vormde een aaneenschakeling van goede en slechte periodes. In de goede was hij alert en actief, in de slechte kleurde vooral zijn gezondheid zijn leven in. In het voorjaar van 1969 had hij weer een goede periode en hij vulde zijn tijd met een aantal lezingen, het maken van 40 afdrukken van Dag en nacht (al vond hij dat eigenlijk zonde van zijn kostbare tijd) en het bedenken en creëren van een nieuwe prent.
Vooral dat werken aan iets nieuws maakte hem gelukkig. In een brief aan zoon George schreef hij dat hij ‘wild van opwinding’ was over Ringslangen. In de winter van 1967/1968 had hij zijn Metamorphose II verlengd tot Metamorphose III, maar de laatste nieuwe prent daarvoor stamde uit de herfst van 1966. Hij onderwierp zich dan ook vol overgave aan deze nieuwe stroom van creativiteit, al werd hij ook direct met zijn slechte gezondheid geconfronteerd. Het ontwikkelproces kostte hem veel energie en hij moest het werk vaak stoppen om even bij te komen.
In december 1958 en januari 1959 werkte Escher aan een nieuwe prent die hij wilde tonen op een tentoonstelling in museum Boymans (nu: Museum Boijmans Van Beuningen) in februari. Onder de naam Vier Grafici exposeerde hij samen met Harry van Kruiningen, Wout van Heusden en Harry Disberg. Een gezelschap waarin hij al eerder had verkeerd. Hij schreef over de prent in een brief aan zijn zoon George en diens vrouw Corrie:
"Na een weekje van nameloze dispiratie, ben ik weer aan ‘t graven in de domeinen der tetra- en octaëdrische ruimte: spelonken en holen, wonderlijke pilaren, afgronden en vergezichten, alles rigoureuselijk vier- en achtvlakkig. Het is mijn plan om er nu eindelijk de schele platworm, waarvoor ik een zwak heb, in te laten rondzwemmen."
2021 is voorbij en het is weer een bijzonder en onvergetelijk jaar geworden. Wij kijken terug op alle mooie dingen die wij dit jaar hebben mogen organiseren. Zo zijn er maar liefst vier tijdelijke tentoonstellingen te zien geweest in het museum, naast de permanente presentatie met de kunst van Escher! Alle beelden over tentoonstellingen, de activiteiten en de verdiepende verhalen op de website keren terug in deze speciale eindejaarsanimatie. Wij danken iedereen voor de aandacht en support het afgelopen jaar en hopen u ook in 2022 weer te mogen inspireren met onze verhalen en kunstwerken!
In november 1929 produceert Escher een prent die nu eens niet het directe gevolg is van een reis die hij datzelfde voorjaar had gemaakt. In de jaren 1925-1936 volgt hij een vast patroon waarin hij in het voorjaar door Italië reist, naar de Abruzzen, Sicilië, Calabrië of de Amalfitaanse kust. In de eerste jaren komen daar ook plaatsen bij rond zijn woonplaats Rome of in de nabijgelegen provincie Viterbo. Ook is hij op Corsica en in Spanje. In de herfst en winter die op die reizen volgen, werkt hij zijn schetsen en foto’s uit tot prenten. Maar in mei 1926 gaat dat anders.
Op 2 juli 1965 overleed journalist, dichter, criticus en essayist G.H. 's-Gravesande, bekend onder zijn roepnaam Hein. Hoewel Escher en hij op dat moment al meer dan 30 jaar bevriend waren, ging de kunstenaar niet naar de crematie. Hij werd opgeslokt door het werk aan de prent Knopen, een onderwerp waarin hij zichzelf helemaal had vastgebeten. Het zou 's-Gravesande niet verbaasd hebben. Hij publiceerde meerdere artikelen en een boekje over de man die hij ook als kunstenaar zeer waardeerde. Hein 's-Gravesande was een van de eerste critici die serieus aandacht had voor het werk van M.C. Escher en de graficus heeft veel aan hem te danken.
M.C. Escher was opgeleid als graficus. Hij was een kunstenaar, maar met dat woord heeft hij zijn hele leven moeite gehad. Hij plaatste zichzelf meer in de traditie van de kunstenaar als ambachtsman. Om grafiek te kunnen maken, was het eerst en vooral belangrijk om de benodigde technieken goed te beheersen. Dat gold voor hemzelf, maar ook voor collega’s. Hij kon het altijd erg waarderen als hij grafici trof die zich ook een meester toonden over hun vak. Hij omringde zich graag met deze ambachtslieden. De plek waar hij dit vooral deed was in hun eigen vereniging.
De laatste prent van de tentoonstelling Geniale grafici: Escher en zijn tijdgenoten is geen ode aan Escher, maar aan de eerste koninklijke bewoner van dit paleis: Koningin-Moeder Emma. In deze litho uit 1897 van Jan Toorop (1858-1928) ziet u Koningin-Moeder Emma en haar dochter Wilhelmina tijdens een bezoek aan de stad Gouda. De prent bevat allerlei objecten die te maken hebben met de Goudse industrie in die tijd, zoals pijpen en kaarsen. De litho is gemaakt in de kenmerkende art-nouveaustijl van Jan Toorop, die herkenbaar is aan zijn sterke contouren met sierlijke lijnen en uitbundige decoratieve elementen. Deze stijl werd in de volksmond ook wel de slaoliestijl genoemd, naar aanleiding van het iconische decoratieve affiche dat Toorop maakte voor de Nederlandsche Oliefabriek in Delft.
Al eeuwenlang maakt men prenten. Het is dus geen wonder dat er in de loop van de tijd een groot aantal grafisch technieken is ontstaan. Van houtsnede, kopergravure en mezzotint tot zeefdruk. Toch hebben veel grafische kunstenaars altijd een eigen draai weten te geven aan het eeuwenoude vak. Door te experimenteren maakten zij de weg vrij voor technologische verbeteringen, maar ook voor nieuwe manieren voor een kunstenaar om zich uit te drukken. Experimenteren gebeurde dan ook al vroeg. Al in de 17e eeuw drukte de kunstenaar Hercules Seghers zijn etsen af met olieverf, waarmee hij kleur bracht in de zwart-witte wereld van de ets.
Memento mori: deze oude Latijnse uitspraak herinnert de mens aan zijn sterfelijkheid. Dit gezegde is het sombere onderwerp van de simpele doch doeltreffende houtsnede van Julie de Graag (1877-1924). De Graag was een getalenteerd graficus en haar werk kenmerkt zich door een vergaande stilering. Beïnvloed door beeldhouwer Joseph Mendes da Costa en De Stijl-kunstenaar Bart van der Leck liet ze steeds meer details weg en werden haar lijnen eenvoudiger en doeltreffender.
De term ‘homo universalis’ is tijdens de Renaissance bedacht door de schrijver, filosoof en musicus Leon Battista Alberti (1404-1472). Leonardo DaVinci wordt veelal gezien als het archetype van deze alleskunner. In zijn geval was dat iemand die het complete wetenschappelijke spectrum beheerste. De Griekse filosoof Aristoteles (384-332 v.Chr.) wordt wel beschouwd als de eerste homo universalis. De term wordt nog wel eens misbruikt, maar Richard Roland Holst (1868-1938) zou je toch wel zo kunnen typeren. In de database van het RKD, het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, wordt hij beschreven als auteur, beeldhouwer, decorschilder, directeur van academie, etser, glasschilder, hoogleraar, illustrator, lithograaf, meubelontwerper, ontwerper, schilder, tekenaar, vervaardiger van houtsnedes en wandschilder. Een universeel man van de kunsten dus.
Portretten kennen een eeuwenlange traditie. In de tentoonstelling Geniale grafici: Escher en zijn tijdgenoten is een hele zaal aan dit onderwerp gewijd. In deze zaal bent u niet alleen aan het kijken, maar staren ook heel veel ogen naar de bezoeker terug: van Beethoven tot een gestileerde hond en van Eschers vrouw Jetta tot een Nederlandse generaal met één oog. Zodra de tentoonstelling opent voor publiek (hopelijk zo snel mogelijk!), kunt u hier kijken én bekeken worden.
Samuel Jessurun de Mesquita was een begenadigd kunstenaar, een schilder en graficus met een eigenzinnige signatuur die een bijzondere plek in de canon van de kunst inneemt. Maar hij is toch vooral de ontdekker van M.C. Escher, de man die ervoor zorgde dat de student Bouwkunde het vak koos dat hem wereldberoemd zou maken. De tovenaarsleerling zou zijn ontdekker gaan overvleugelen en rond De Mesquita werd het langzaam stiller. Op 31 januari 1944 werd hij door de nazi’s opgepakt. Hij overleed kort daarop in concentratiekamp Auschwitz. Escher was er kapot van en de dood van zijn leraar maakte grote indruk op hem. Tegenwoordig wordt de naam van Samuel Jessurun de Mesquita veelal direct gekoppeld aan die van Escher, maar over de leraar valt nog genoeg te zeggen.
M.C. Escher maakte met Belvédère, Waterval en Klimmen en dalen drie iconische prenten die zijn gebaseerd op onmogelijke figuren: een kubus, een driehoek en een trap. Die voor Belvédère bedacht hij zelf, maar de onmogelijke driehoek en de oneindige trap kreeg hij aangereikt door de Britse wiskundigen Lionel en Roger Penrose. Deze figuren waren slechts gedachtenexperimenten voor vader en zoon Penrose. Maar er was iemand die er zijn hele leven door geobsedeerd was: Oscar Reutersvärd. Op 2 februari 2002 overleed deze Zweedse kunstenaar en kunsthistoricus die wel als de oervader van de onmogelijke figuur gezien kan worden.
Tussen maart en juni 1931 maakte Escher zijn Emblemata, een serie kleine houtsnedes die voorzien waren van Latijnse motto’s en een Nederlands gedicht. De motto’s en de gedichten waren geschreven door kunsthistoricus G.J. Hoogewerff, destijds directeur van het Nederlands Historisch Instituut in Rome en een vriend van Escher. Een van die prenten is Schuilnest. Daarop staat een vogelhuisje, hangend aan een boom. Een onschuldig beeld dat door de titel al een andere lading krijgt.
2020 is voorbij. Een jaar dat niemand ooit zal vergeten. Maar ook in dit bizarre jaar brachten we op Facebook talloze verhalen over het leven en het werk van M.C. Escher. Alle beelden die we daarin hebben gebruikt hebben we verzameld in deze video.
Bedankt iedereen voor de aandacht dit jaar en op naar een hoopvol 2021!
De contacten waren al eerder gelegd, maar in december 1957 werd het officieel bekrachtigd: in opdracht van de gemeente Utrecht mocht Escher een muurschildering maken voor de aula van het ontvangstgebouw van begraafplaats Tolsteeg. In de herfst was hij door het gemeentebestuur benaderd voor het maken van een ontwerp. Het ontvangstgebouw was kort daarvoor gerenoveerd en het gemeentebestuur vond dat er ook esthetisch wel wat mocht gebeuren. De adviescommissie voor Beeldende Kunst en Kunstnijverheid besloot om de graficus M.C. Escher uit te nodigen. Die was ingenomen met de opdracht en hij ging direct aan de slag.
Tijdens de reizen die Escher in de lente en de zomer door ongerepte streken in Italië maakte was hij niet alleen bezig met genieten. De trektochten dienden ook nadrukkelijk als voorbereiding voor mogelijke prenten die eruit zouden kunnen ontstaan. Tijdens die reizen maakte hij talloze foto’s die hij in een fotoalbum plakte en voorzag van een aantekening in zijn agenda. Het zijn herinneringen aan een mooie reis, maar in veel van die foto's zijn ook de landschappen te herkennen die later terug zouden keren in zijn werk. In het voorjaar van 1930 maakte Escher een reis door de regio Calabrië die wel erg vruchtbaar zou blijken. De tocht langs plaatsen als Palizzi, Morano, Pentedatillo, Stilo, Scilla, Tropea, Santa Severina, Rocca Imperiale en Rossano leverde maar liefst 13 prenten op.
Op 9 november 1778 stierf Giovanni Battista Piranesi, de Italiaanse kunstenaar en architect die wordt beschouwd als de grootste graficus van zijn tijd. Zijn faam dankte hij in eerste instantie aan zijn Vedute di Roma, een serie etsen met indrukwekkende gezichten op de ruïnes en monumenten van Rome. Maar het zijn vooral Piranesi's befaamde fantasieprenten over kerkers, de Carceri d'Invenzione, die ook nu nog enorm tot de verbeelding spreken. Escher was een groot bewonderaar. Toen hij in 1935 naar het Zwitserse Château-d’Oex verhuisde, hing hij een aantal prenten van Piranesi op in zijn atelier. Alsof hij de herinnering aan zijn oude woonplaats nog levend wilde houden. Het is vooral hun duizelingwekkende verbeelding waarin de twee kunstenaars elkaar vinden.
Tot en met 8 november zou de tentoonstelling ‘Grandioos Glas: Optische glaskunst uit Tsjechië en Slowakije’ te zien zijn in Escher in Het Paleis. Helaas zijn we door de realiteit ingehaald. Per 5 november zijn de deuren van het museum gesloten wegens de ontwikkelingen rondom Covid-19, voor in ieder geval twee weken. Dit betekent dat de tentoonstelling Grandioos Glas opeens abrupt ten einde kwam.
Nog nagenieten van de tentoonstelling of heeft u de tentoonstelling helaas gemist? Onze conservator Judith Kadee schreef een mooi artikel over de unieke verzameling optisch glas, die in de tentoonstelling te zien was.
Op 23 oktober 1915 werd Cornelius Van Schaack Roosevelt geboren, een man met vele liefhebberijen, waarvan er één met kop en schouders boven de rest uitstak: de liefde voor het werk van M.C. Escher. Na zijn eerste blik op Escherprenten in 1954 zou hij uitgroeien tot een obsessief verzamelaar van alles wat maar enigszins met de graficus te maken had: prenten, reproducties, brieven, boeken, krantenartikelen en allerlei Escherproducten. Maar de twee raakten ook persoonlijk bevriend en Roosevelt werd een vertrouweling waarop Escher vaak een beroep zou doen.
Hoewel Escher zijn leven lang gefascineerd is geweest door de regelmatige vlakverdeling heeft hij zijn onderzoek naar dit fenomeen altijd gebruikt als een hulpmiddel. Een regelmatige vlakverdeling als zelfstandige prent heeft hij nooit gemaakt. Het meest dichtbij kwam hij nog met de prenten in zijn boek 'Regelmatige vlakverdeling' uit 1958. Voor hem waren de vele tekeningen met vlakverdelingen die hij maakte vooral een startpunt voor ander werk. Dat is goed te zien in zijn metamorfosen en kringlopen. Vaak komen deze begrippen samen in dezelfde prent.
In oktober 1958 maakt Escher een van zijn mooiste maar ook een van zijn moeilijkste figuren. Hij heeft lang zitten blokken op Bolspiralen, zoekend naar een oplossing voor het driedimensionaal weergeven van de open banden die samen een bol vormen.
M.C. Escher deed het in 1921, 1931 en 1932: het maken van illustraties bij teksten van anderen. Maar na respectievelijk Flor de Pascua, XXIV Emblemata en De vreeselijke avonturen van Scholastica was hij er klaar mee. Hij wilde niet meer geassocieerd worden met het vak boekillustratie. Wanneer de bibliofiele stichting De Roos hem in 1956 vraagt om een verhaal van Belcampo te illustreren, reageert hij dan ook principieel. Hij schrijft een brief aan de secretaris van stichting De Roos, Ir. C.J. (Karel) Asselbergs.* Hierin zegt hij dat hij geen illustrator-van-nature is en dat hij illustreren beschouwt als puur tijdverlies. Hij ziet het als een plicht vooral zijn eigen persoonlijke gedachten in beeld te brengen. Hij stelt voor zelf een boek voor De Roos te maken met daarin ‘woordillustraties’ bij zijn eigen prenten.
Hedenmorgen vroeg op en in gezelschap van de 3 Duitschers Stern naar Giarre per trein, om er dezelfde lavastroom (van 1928) te zien die ik reeds 3 jaar geleden zag en teekende. Ik vind er een bijzonder typisch onderwerp: een huis met een mooie palm erachter, gespaard door de hevige lava-verwoesting en geheel door zwarte lava omringd.
Dit schreef Escher op 4 mei 1936 in zijn reisdagboek over zijn reis rond en op de Middellandse zee. Het huis, onderwerp van een tekening en in augustus van een litho, was (bijna) ten prooi gevallen aan een machtige tegenstander: de Etna.
Een van de meest wonderlijke prenten van M.C. Escher is (Twee) Dorische zuilen. Een houtgravure in drie kleuren die hij maakte in augustus 1945. Vlak na de bevrijding dus. Het was na Balkon de tweede nieuwe prent die Escher fabriceerde na de euforische dagen van mei dat jaar.
Op 29 juli 1961 verschijnt het artikel How to read a painting (Adventures of the mind) van kunsthistoricus Ernst Gombrich in het befaamde Amerikaanse tijdschrift The Saturday Evening Post. Hierin beschrijft Gombrich op uitvoerige wijze een aantal van Eschers prenten. De subkop luidt: 'By visual paradoxes the artist shocks the viewer into the realization that there is more to art than meets the eye.' Een zin die overduidelijk te relateren is aan Escher. Het artikel zorgde voor veel extra belangstelling voor Eschers werk.
In het voorjaar van 1931 maakte het echtpaar Escher samen een reis langs de Amalfitaanse kust. Een gebied waaraan ze beiden goede herinneringen hadden, niet in het minst omdat ze elkaar daar in 1923 hadden leren kennen. Ze bezochten plaatsen als Vietri, Puntone, Scala, Positano, Praiano en uiteraard Ravello. Hier stond de Albergo dell Toro, het hotel waar Maurits en Jetta elkaar voor het eerst zagen. Het plaatsje neemt een prominente plek in in hun leven en ook in Escher werk. Hij was speciaal getroffen door de Moorse motieven die hij in het stadje aan trof, waaronder die in de Duomo. Hij heeft in Ravello meerdere tekeningen en foto's gemaakt en het plaatsje is ook te zien in een serie prenten die hij begin jaren dertig maakte. Een daarvan is San Giovanni (in Campidoglio), Ravello, een houtgravure uit februari 1932.
M.C. Escher heeft in verschillende prenten geëxperimenteerd met het transformeren en convergeren van vormen. Vroege voorbeelden daarvan zijn Ontwikkeling I (1937) en Ontwikkeling II (1939), Dag en nacht (1938), Lucht en water I (1938) en II (1938), Verbum (1942) en Metamorphose I en II (1937 en 1939-1940). In deze prenten veranderen objecten en dieren van de ene herkenbare vorm in een andere (transformeren) of ze vloeien samen in een eindvorm of eindpunt (convergeren). Vaak wist hij deze twee principes te combineren in één prent, bijvoorbeeld in de houtgravure Vlinders uit juni 1950.
Voor velen vormen Eschers onmogelijke gebouwen de hoogtepunten in zijn oeuvre. Het zijn die prenten waarnaar bezoekers op zoek gaan als ze bij ons in het museum komen. Ze gaan ervoor staan en bespreken met hun familie en vrienden wat ze voor hun ogen zien gebeuren. Het zijn wat dat betreft echt praatplaten. Als je 'onmogelijk' op een ruime wijze uitlegt, vallen Boven en onder, Trappenhuis, Relativiteit, Hol en bol, Prentententoonstelling, Belvédère, Klimmen en dalen en Waterval als onmogelijke gebouwen te definiëren. Maar het zijn die laatste drie die door Escher zelf ook zo genoemd worden en het zijn ook deze drie die het meest uitnodigen tot duiding. 'Moet je daar eens kijken, zie je dat? Dat kan toch helemaal niet?'
‘Vroeger heb ik veel van Grimm gehouden. Als kind, ook als jongen was ik er enorm door gegrepen. Nu herlees ik The Hobbit, van Tolkien, de tocht van die dwergen. Er is geen werkelijkheid bij. Waarom (blik van alle speelsheid ontdaan) moet je met je neus gedrukt worden op die ellendige werkelijkheid. Waarom mag je niet spelen.'
Dit zei Escher in het lange interview met journaliste Bibeb, dat op 20 april 1968 verscheen in Vrij Nederland. Hij stond bij velen bekend als een ernstige en rechtlijnige kunstenaar, maar deze quote laat nog eens horen dat de werkelijkheid complexer was. Ja, hij maakte kunst die net zozeer met het hoofd als met het hart beleefd moest worden, maar het spelelement was minstens zo belangrijk.
De Franse filosoof, journalist, schrijver en Nobelprijswinnaar Albert Camus schreef zijn roman De pest in 1947. Het boek was een directe reactie op de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. De ziekte zelf en het overwinnen ervan zijn een metafoor voor de strijd tegen de nazi’s, de bruine pest. In deze coronatijden is de oorlog in de meeste getroffen landen ver weg, maar verder zijn de parallellen tussen het boek en de bizarre werkelijkheid van 2020 opvallend groot. Escher heeft De pest, en ander werk van Camus, met veel aandacht gelezen. En ook nu staat het weer volop in de belangstelling.