Ik ben de webredacteur en ‘all things digital’ voor Escher in Het Paleis. In die rol ben ik verantwoordelijk voor de website (technisch en inhoudelijk), de social media, de nieuwsbrief, de audiotours en de digitale mogelijkheden bij ons in Het Paleis.
Meer informatie over mijn werk, mijn liefde voor film en mijn CV vindt u op www.erikkersten.nl
Behalve bij de directe leermeester, die essentieel is voor elke kunststudent, kan er ook inspiratie worden gehaald bij de meesters uit het verleden. Zo leerde Escher niet alleen van zijn leermeester Samuel Jessurun de Mesquita, maar keek hij ook verder terug in de tijd. Op zijn beurt heeft De Mesquita zich werk van een oude meester eigen gemaakt. Het kijken naar werken van kunstenaars die je voorgingen om inspiratie op te doen voor het eigen werk is zeer gebruikelijk. Het werken in de stijl van of kopiëren van herkenbare beelden is voor kunstenaars een manier om zich de technieken en ideeën van hun helden eigen te maken en zichzelf uit te dagen door te kijken naar kunst door de ogen van een ander.
Het platte vlak was erg belangrijk voor M.C. Escher. Het tweedimensionale witte papier bood hem de mogelijkheid om het oneindige te onderzoeken en illusies op te wekken. Daarop creëerde Escher zijn driedimensionale werelden waarmee hij het oog van de kijker bedot. Werelden waarin orde en chaos met elkaar de strijd aan gaan, net als in de echte wereld. Maar waar die orde het in de echte wereld vaak verliest van de chaos, was het bij Escher andersom.
De periode 1934-1936 wordt alom erkend als een overgangstijd in het oeuvre van M.C. Escher. Langzaam bewoog hij zich af van zijn interpretaties van veelal Italiaanse landschappen, op zoek naar iets nieuws. Dat leidde tot wat je een hoofdthema van hem zou kunnen noemen: het vervlechten van werelden die niet bij elkaar (kunnen) horen en ze samen laten bestaan in één beeld. Dat begon door met het extreme perspectief van een bolspiegel de blik op zichzelf en zijn omgeving te zetten. Twee andere vroege voorbeelden van het vervlechten van werelden zijn Stilleven met spiegel en Stilleven en straat. Later zou dit verbeelden van het onmogelijke leiden tot prenten als Andere wereld, Dubbele planetoïde, Zwaartekracht, Relativiteit, Prentententoonstelling, Bélvèdere en Waterval. Op deze route bewandelt Escher met Droom (Mantis Religiosa) een opvallend zijpad. Hierin is het onmogelijke te zien als een droombeeld, waarbij Escher ook expliciet benoemt dat het om een droom gaat.
Tussen 29 november en 29 januari is bij ons een bijzonder zelfportret van Rembrandt te zien. Een zelfportret met een stormachtige geschiedenis dat jarenlang van de radar verdween en dat nu terug is gekeerd naar de plek waar het in de negentiende eeuw lang heeft gehangen. Dit schilderij is te zien in de koninklijke balzaal van het paleis, te midden van de prenten van M.C. Escher. Ondanks de duidelijke link tussen dit zelfportret van Rembrandt en Paleis Lange Voorhout, blijken er ook onmiskenbare connecties tussen Rembrandt en Escher te zijn.
In oktober 1952 maakte M.C. Escher een serie houtsneden met als onderwerp de vier elementen. Het was een werk in opdracht voor de verzamelaar en grafiekfanaat Eugène Strens en zijn vrouw Willy. Eugène Strens (1899 - 1980) was opgeleid als ingenieur, maar zijn grote passie lag bij grafiek.
Over het algemeen geven spiegels een reflectie van de werkelijkheid, maar in de kunstwereld gelden andere wetten. Zeker in de wereld van Maurits Cornelis Escher. Daarin is niets wat het lijkt. Zijn prenten zijn direct herkenbaar, maar de man erachter was iemand die zich niet zo makkelijk liet kennen. Hij kijkt je aan in spiegelprenten als Hand met spiegelende bol of Drie bollen II. Vertrouwd, empathisch. Maar ook beheerst en wellicht zelfs wat spottend.
Dat het niet zo goed ging met zijn gezondheid aan het einde van de jaren zestig was voor Escher een gegeven. Hij worstelde er al zijn hele leven mee, maar vooral dat decennium vormde een aaneenschakeling van goede en slechte periodes. In de goede was hij alert en actief, in de slechte kleurde vooral zijn gezondheid zijn leven in. In het voorjaar van 1969 had hij weer een goede periode en hij vulde zijn tijd met een aantal lezingen, het maken van 40 afdrukken van Dag en nacht (al vond hij dat eigenlijk zonde van zijn kostbare tijd) en het bedenken en creëren van een nieuwe prent.
Vooral dat werken aan iets nieuws maakte hem gelukkig. In een brief aan zoon George schreef hij dat hij ‘wild van opwinding’ was over Ringslangen. In de winter van 1967/1968 had hij zijn Metamorphose II verlengd tot Metamorphose III, maar de laatste nieuwe prent daarvoor stamde uit de herfst van 1966. Hij onderwierp zich dan ook vol overgave aan deze nieuwe stroom van creativiteit, al werd hij ook direct met zijn slechte gezondheid geconfronteerd. Het ontwikkelproces kostte hem veel energie en hij moest het werk vaak stoppen om even bij te komen.
In december 1958 en januari 1959 werkte Escher aan een nieuwe prent die hij wilde tonen op een tentoonstelling in museum Boymans (nu: Museum Boijmans Van Beuningen) in februari. Onder de naam Vier Grafici exposeerde hij samen met Harry van Kruiningen, Wout van Heusden en Harry Disberg. Een gezelschap waarin hij al eerder had verkeerd. Hij schreef over de prent in een brief aan zijn zoon George en diens vrouw Corrie:
"Na een weekje van nameloze dispiratie, ben ik weer aan ‘t graven in de domeinen der tetra- en octaëdrische ruimte: spelonken en holen, wonderlijke pilaren, afgronden en vergezichten, alles rigoureuselijk vier- en achtvlakkig. Het is mijn plan om er nu eindelijk de schele platworm, waarvoor ik een zwak heb, in te laten rondzwemmen."
2021 is voorbij en het is weer een bijzonder en onvergetelijk jaar geworden. Wij kijken terug op alle mooie dingen die wij dit jaar hebben mogen organiseren. Zo zijn er maar liefst vier tijdelijke tentoonstellingen te zien geweest in het museum, naast de permanente presentatie met de kunst van Escher! Alle beelden over tentoonstellingen, de activiteiten en de verdiepende verhalen op de website keren terug in deze speciale eindejaarsanimatie. Wij danken iedereen voor de aandacht en support het afgelopen jaar en hopen u ook in 2022 weer te mogen inspireren met onze verhalen en kunstwerken!
In november 1929 produceert Escher een prent die nu eens niet het directe gevolg is van een reis die hij datzelfde voorjaar had gemaakt. In de jaren 1925-1936 volgt hij een vast patroon waarin hij in het voorjaar door Italië reist, naar de Abruzzen, Sicilië, Calabrië of de Amalfitaanse kust. In de eerste jaren komen daar ook plaatsen bij rond zijn woonplaats Rome of in de nabijgelegen provincie Viterbo. Ook is hij op Corsica en in Spanje. In de herfst en winter die op die reizen volgen, werkt hij zijn schetsen en foto’s uit tot prenten. Maar in mei 1926 gaat dat anders.
Op 2 juli 1965 overleed journalist, dichter, criticus en essayist G.H. 's-Gravesande, bekend onder zijn roepnaam Hein. Hoewel Escher en hij op dat moment al meer dan 30 jaar bevriend waren, ging de kunstenaar niet naar de crematie. Hij werd opgeslokt door het werk aan de prent Knopen, een onderwerp waarin hij zichzelf helemaal had vastgebeten. Het zou 's-Gravesande niet verbaasd hebben. Hij publiceerde meerdere artikelen en een boekje over de man die hij ook als kunstenaar zeer waardeerde. Hein 's-Gravesande was een van de eerste critici die serieus aandacht had voor het werk van M.C. Escher en de graficus heeft veel aan hem te danken.
M.C. Escher was opgeleid als graficus. Hij was een kunstenaar, maar met dat woord heeft hij zijn hele leven moeite gehad. Hij plaatste zichzelf meer in de traditie van de kunstenaar als ambachtsman. Om grafiek te kunnen maken, was het eerst en vooral belangrijk om de benodigde technieken goed te beheersen. Dat gold voor hemzelf, maar ook voor collega’s. Hij kon het altijd erg waarderen als hij grafici trof die zich ook een meester toonden over hun vak. Hij omringde zich graag met deze ambachtslieden. De plek waar hij dit vooral deed was in hun eigen vereniging.
De term ‘homo universalis’ is tijdens de Renaissance bedacht door de schrijver, filosoof en musicus Leon Battista Alberti (1404-1472). Leonardo DaVinci wordt veelal gezien als het archetype van deze alleskunner. In zijn geval was dat iemand die het complete wetenschappelijke spectrum beheerste. De Griekse filosoof Aristoteles (384-332 v.Chr.) wordt wel beschouwd als de eerste homo universalis. De term wordt nog wel eens misbruikt, maar Richard Roland Holst (1868-1938) zou je toch wel zo kunnen typeren. In de database van het RKD, het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, wordt hij beschreven als auteur, beeldhouwer, decorschilder, directeur van academie, etser, glasschilder, hoogleraar, illustrator, lithograaf, meubelontwerper, ontwerper, schilder, tekenaar, vervaardiger van houtsnedes en wandschilder. Een universeel man van de kunsten dus.
Samuel Jessurun de Mesquita was een begenadigd kunstenaar, een schilder en graficus met een eigenzinnige signatuur die een bijzondere plek in de canon van de kunst inneemt. Maar hij is toch vooral de ontdekker van M.C. Escher, de man die ervoor zorgde dat de student Bouwkunde het vak koos dat hem wereldberoemd zou maken. De tovenaarsleerling zou zijn ontdekker gaan overvleugelen en rond De Mesquita werd het langzaam stiller. Op 31 januari 1944 werd hij door de nazi’s opgepakt. Hij overleed kort daarop in concentratiekamp Auschwitz. Escher was er kapot van en de dood van zijn leraar maakte grote indruk op hem. Tegenwoordig wordt de naam van Samuel Jessurun de Mesquita veelal direct gekoppeld aan die van Escher, maar over de leraar valt nog genoeg te zeggen.
M.C. Escher maakte met Belvédère, Waterval en Klimmen en dalen drie iconische prenten die zijn gebaseerd op onmogelijke figuren: een kubus, een driehoek en een trap. Die voor Belvédère bedacht hij zelf, maar de onmogelijke driehoek en de oneindige trap kreeg hij aangereikt door de Britse wiskundigen Lionel en Roger Penrose. Deze figuren waren slechts gedachtenexperimenten voor vader en zoon Penrose. Maar er was iemand die er zijn hele leven door geobsedeerd was: Oscar Reutersvärd. Op 2 februari 2002 overleed deze Zweedse kunstenaar en kunsthistoricus die wel als de oervader van de onmogelijke figuur gezien kan worden.
Tussen maart en juni 1931 maakte Escher zijn Emblemata, een serie kleine houtsnedes die voorzien waren van Latijnse motto’s en een Nederlands gedicht. De motto’s en de gedichten waren geschreven door kunsthistoricus G.J. Hoogewerff, destijds directeur van het Nederlands Historisch Instituut in Rome en een vriend van Escher. Een van die prenten is Schuilnest. Daarop staat een vogelhuisje, hangend aan een boom. Een onschuldig beeld dat door de titel al een andere lading krijgt.
2020 is voorbij. Een jaar dat niemand ooit zal vergeten. Maar ook in dit bizarre jaar brachten we op Facebook talloze verhalen over het leven en het werk van M.C. Escher. Alle beelden die we daarin hebben gebruikt hebben we verzameld in deze video.
Bedankt iedereen voor de aandacht dit jaar en op naar een hoopvol 2021!
De contacten waren al eerder gelegd, maar in december 1957 werd het officieel bekrachtigd: in opdracht van de gemeente Utrecht mocht Escher een muurschildering maken voor de aula van het ontvangstgebouw van begraafplaats Tolsteeg. In de herfst was hij door het gemeentebestuur benaderd voor het maken van een ontwerp. Het ontvangstgebouw was kort daarvoor gerenoveerd en het gemeentebestuur vond dat er ook esthetisch wel wat mocht gebeuren. De adviescommissie voor Beeldende Kunst en Kunstnijverheid besloot om de graficus M.C. Escher uit te nodigen. Die was ingenomen met de opdracht en hij ging direct aan de slag.
Tijdens de reizen die Escher in de lente en de zomer door ongerepte streken in Italië maakte was hij niet alleen bezig met genieten. De trektochten dienden ook nadrukkelijk als voorbereiding voor mogelijke prenten die eruit zouden kunnen ontstaan. Tijdens die reizen maakte hij talloze foto’s die hij in een fotoalbum plakte en voorzag van een aantekening in zijn agenda. Het zijn herinneringen aan een mooie reis, maar in veel van die foto's zijn ook de landschappen te herkennen die later terug zouden keren in zijn werk. In het voorjaar van 1930 maakte Escher een reis door de regio Calabrië die wel erg vruchtbaar zou blijken. De tocht langs plaatsen als Palizzi, Morano, Pentedatillo, Stilo, Scilla, Tropea, Santa Severina, Rocca Imperiale en Rossano leverde maar liefst 13 prenten op.
Op 9 november 1778 stierf Giovanni Battista Piranesi, de Italiaanse kunstenaar en architect die wordt beschouwd als de grootste graficus van zijn tijd. Zijn faam dankte hij in eerste instantie aan zijn Vedute di Roma, een serie etsen met indrukwekkende gezichten op de ruïnes en monumenten van Rome. Maar het zijn vooral Piranesi's befaamde fantasieprenten over kerkers, de Carceri d'Invenzione, die ook nu nog enorm tot de verbeelding spreken. Escher was een groot bewonderaar. Toen hij in 1935 naar het Zwitserse Château-d’Oex verhuisde, hing hij een aantal prenten van Piranesi op in zijn atelier. Alsof hij de herinnering aan zijn oude woonplaats nog levend wilde houden. Het is vooral hun duizelingwekkende verbeelding waarin de twee kunstenaars elkaar vinden.
Op 23 oktober 1915 werd Cornelius Van Schaack Roosevelt geboren, een man met vele liefhebberijen, waarvan er één met kop en schouders boven de rest uitstak: de liefde voor het werk van M.C. Escher. Na zijn eerste blik op Escherprenten in 1954 zou hij uitgroeien tot een obsessief verzamelaar van alles wat maar enigszins met de graficus te maken had: prenten, reproducties, brieven, boeken, krantenartikelen en allerlei Escherproducten. Maar de twee raakten ook persoonlijk bevriend en Roosevelt werd een vertrouweling waarop Escher vaak een beroep zou doen.
Hoewel Escher zijn leven lang gefascineerd is geweest door de regelmatige vlakverdeling heeft hij zijn onderzoek naar dit fenomeen altijd gebruikt als een hulpmiddel. Een regelmatige vlakverdeling als zelfstandige prent heeft hij nooit gemaakt. Het meest dichtbij kwam hij nog met de prenten in zijn boek 'Regelmatige vlakverdeling' uit 1958. Voor hem waren de vele tekeningen met vlakverdelingen die hij maakte vooral een startpunt voor ander werk. Dat is goed te zien in zijn metamorfosen en kringlopen. Vaak komen deze begrippen samen in dezelfde prent.
In oktober 1958 maakt Escher een van zijn mooiste maar ook een van zijn moeilijkste figuren. Hij heeft lang zitten blokken op Bolspiralen, zoekend naar een oplossing voor het driedimensionaal weergeven van de open banden die samen een bol vormen.
M.C. Escher deed het in 1921, 1931 en 1932: het maken van illustraties bij teksten van anderen. Maar na respectievelijk Flor de Pascua, XXIV Emblemata en De vreeselijke avonturen van Scholastica was hij er klaar mee. Hij wilde niet meer geassocieerd worden met het vak boekillustratie. Wanneer de bibliofiele stichting De Roos hem in 1956 vraagt om een verhaal van Belcampo te illustreren, reageert hij dan ook principieel. Hij schrijft een brief aan de secretaris van stichting De Roos, Ir. C.J. (Karel) Asselbergs.* Hierin zegt hij dat hij geen illustrator-van-nature is en dat hij illustreren beschouwt als puur tijdverlies. Hij ziet het als een plicht vooral zijn eigen persoonlijke gedachten in beeld te brengen. Hij stelt voor zelf een boek voor De Roos te maken met daarin ‘woordillustraties’ bij zijn eigen prenten.
Hedenmorgen vroeg op en in gezelschap van de 3 Duitschers Stern naar Giarre per trein, om er dezelfde lavastroom (van 1928) te zien die ik reeds 3 jaar geleden zag en teekende. Ik vind er een bijzonder typisch onderwerp: een huis met een mooie palm erachter, gespaard door de hevige lava-verwoesting en geheel door zwarte lava omringd.
Dit schreef Escher op 4 mei 1936 in zijn reisdagboek over zijn reis rond en op de Middellandse zee. Het huis, onderwerp van een tekening en in augustus van een litho, was (bijna) ten prooi gevallen aan een machtige tegenstander: de Etna.
Een van de meest wonderlijke prenten van M.C. Escher is (Twee) Dorische zuilen. Een houtgravure in drie kleuren die hij maakte in augustus 1945. Vlak na de bevrijding dus. Het was na Balkon de tweede nieuwe prent die Escher fabriceerde na de euforische dagen van mei dat jaar.
Op 29 juli 1961 verschijnt het artikel How to read a painting (Adventures of the mind) van kunsthistoricus Ernst Gombrich in het befaamde Amerikaanse tijdschrift The Saturday Evening Post. Hierin beschrijft Gombrich op uitvoerige wijze een aantal van Eschers prenten. De subkop luidt: 'By visual paradoxes the artist shocks the viewer into the realization that there is more to art than meets the eye.' Een zin die overduidelijk te relateren is aan Escher. Het artikel zorgde voor veel extra belangstelling voor Eschers werk.
In het voorjaar van 1931 maakte het echtpaar Escher samen een reis langs de Amalfitaanse kust. Een gebied waaraan ze beiden goede herinneringen hadden, niet in het minst omdat ze elkaar daar in 1923 hadden leren kennen. Ze bezochten plaatsen als Vietri, Puntone, Scala, Positano, Praiano en uiteraard Ravello. Hier stond de Albergo dell Toro, het hotel waar Maurits en Jetta elkaar voor het eerst zagen. Het plaatsje neemt een prominente plek in in hun leven en ook in Escher werk. Hij was speciaal getroffen door de Moorse motieven die hij in het stadje aan trof, waaronder die in de Duomo. Hij heeft in Ravello meerdere tekeningen en foto's gemaakt en het plaatsje is ook te zien in een serie prenten die hij begin jaren dertig maakte. Een daarvan is San Giovanni (in Campidoglio), Ravello, een houtgravure uit februari 1932.
M.C. Escher heeft in verschillende prenten geëxperimenteerd met het transformeren en convergeren van vormen. Vroege voorbeelden daarvan zijn Ontwikkeling I (1937) en Ontwikkeling II (1939), Dag en nacht (1938), Lucht en water I (1938) en II (1938), Verbum (1942) en Metamorphose I en II (1937 en 1939-1940). In deze prenten veranderen objecten en dieren van de ene herkenbare vorm in een andere (transformeren) of ze vloeien samen in een eindvorm of eindpunt (convergeren). Vaak wist hij deze twee principes te combineren in één prent, bijvoorbeeld in de houtgravure Vlinders uit juni 1950.
Voor velen vormen Eschers onmogelijke gebouwen de hoogtepunten in zijn oeuvre. Het zijn die prenten waarnaar bezoekers op zoek gaan als ze bij ons in het museum komen. Ze gaan ervoor staan en bespreken met hun familie en vrienden wat ze voor hun ogen zien gebeuren. Het zijn wat dat betreft echt praatplaten. Als je 'onmogelijk' op een ruime wijze uitlegt, vallen Boven en onder, Trappenhuis, Relativiteit, Hol en bol, Prentententoonstelling, Belvédère, Klimmen en dalen en Waterval als onmogelijke gebouwen te definiëren. Maar het zijn die laatste drie die door Escher zelf ook zo genoemd worden en het zijn ook deze drie die het meest uitnodigen tot duiding. 'Moet je daar eens kijken, zie je dat? Dat kan toch helemaal niet?'
‘Vroeger heb ik veel van Grimm gehouden. Als kind, ook als jongen was ik er enorm door gegrepen. Nu herlees ik The Hobbit, van Tolkien, de tocht van die dwergen. Er is geen werkelijkheid bij. Waarom (blik van alle speelsheid ontdaan) moet je met je neus gedrukt worden op die ellendige werkelijkheid. Waarom mag je niet spelen.'
Dit zei Escher in het lange interview met journaliste Bibeb, dat op 20 april 1968 verscheen in Vrij Nederland. Hij stond bij velen bekend als een ernstige en rechtlijnige kunstenaar, maar deze quote laat nog eens horen dat de werkelijkheid complexer was. Ja, hij maakte kunst die net zozeer met het hoofd als met het hart beleefd moest worden, maar het spelelement was minstens zo belangrijk.
De Franse filosoof, journalist, schrijver en Nobelprijswinnaar Albert Camus schreef zijn roman De pest in 1947. Het boek was een directe reactie op de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. De ziekte zelf en het overwinnen ervan zijn een metafoor voor de strijd tegen de nazi’s, de bruine pest. In deze coronatijden is de oorlog in de meeste getroffen landen ver weg, maar verder zijn de parallellen tussen het boek en de bizarre werkelijkheid van 2020 opvallend groot. Escher heeft De pest, en ander werk van Camus, met veel aandacht gelezen. En ook nu staat het weer volop in de belangstelling.
Tijdens de oorlog had Escher wel wat anders aan zijn hoofd, maar na de bevrijding van mei 1945 ging de rem op zijn productiviteit en creativiteit eraf. Al was de start moeizaam. Hij moest wennen aan de vrijheid en hij beperkte zich in eerste instantie tot het afdrukken van oude prenten en de verkoop daarvan. Het eerste creatieve resultaat was de litho Balkon, die hij maakte in juli 1945.
De lente is hier, die laat zich niet tegenhouden door de problemen in de wereld. Daarom deze prent. Een kleine houtgravure van 44 x 99 mm, maar groots in visuele rijkdom. Deze houtsnede van een boom met vogels en een eekhoorn krijgt een bijzonder lading, omdat hij het hele beeld spiegelt. Door die spiegeling, het spel met vorm en restvorm en door het zwart-wit contrast is het eindresultaat zowel realistisch als abstract. Een ode aan de natuur in deze donkere tijden.
De Piano di Sant'Andrea is een historische plaats in de oude binnenstad van Genua, bovenop een heuvel met dezelfde naam. De Piano wordt begrensd door de torens van de Porta Soprana. In de middeleeuwen was dit de belangrijkste toegangspoort tot de stad. Aan de voet van de torens ligt het geboortehuis van Christoffel Columbus. Escher bezocht Genua en de Piano di Sant'Andrea in het voorjaar van 1936, toen hij (deels samen met zijn vrouw Jetta) een zeereis maakte over de Middellandse Zee. Een reis die hem veel genot en ook veel inspiratie opleverde. Hij maakte foto's en tekeningen die hij in het najaar en de winter daarop uitwerkte in hout of op steen. Zo maakt hij houtsneden van Venetië, Ancona, de toren van Pisa en van het vrachtschip waarmee ze reisden; houtgravures van Catania en Marseille en een litho van Nunziata op Sicilië. Ook vormde de reis een inspiratiebron voor een van zijn eerste optische illusies: Stilleven en straat. In februari 1937 maakte hij deze houtsnede van de Piano di Sant'Andrea.
Direct boven de wijk Trastevere, aan de westkant van de rivier de Tiber, rijst de Gianicolo (of Janiculum) uit boven de stad Rome. Deze heuvel biedt een geweldig uitzicht over de eeuwige stad en is een geliefde plek voor stadsbewoners. Dat moet het voor Escher ook zijn geweest, vooral het park rond de Villa Doria Pamphili. In dit grootste openbare park van Rome kon hij ontsnappen aan het lawaai en de drukte van de stad. Vanaf zijn woning aan de Via Alessandro Poerio was het nog geen half uur lopen. Hij maakt er foto's van het uitzicht. Deze verwerkt hij ook in prenten. Een daarvan is Sint Pieter [gezien] vanaf de Gianicolo [Rome] uit februari 1935.
Ontwikkeling I en Ontwikkeling II zijn de eerste prenten waarin Escher probeert een bevredigende vorm te vinden voor het concept 'oneindigheid'. Ze laten een ontwikkeling zien, maar ze maken er dus zelf ook onderdeel van uit. In oktober 1937 liet hij zijn verzameling vlakvullingen zien aan zijn broer Berend (ook wel Beer genoemd), hoogleraar geologie, mineralogie, paleontologie en kristallografie aan de Universiteit van Leiden. Eschers verzameling bestond deels uit kopieën van vlakvullingen die hij had nagetekend in het Alhambra (Granada) en de Mezquita (Córdoba), in het voorjaar van 1936. Het andere deel had hij zelf verzonnen. Hij was een jaar of tien jaar eerder al voorzichtig begonnen met het maken van vlakvullingen. Bij zijn vroege pogingen sneed hij een dierlijke vorm direct in het houtblok, waarna hij ze gespiegeld of gedraaid herhaalde op papier of stof.
Begin februari 1935 vertrokken Maurits en Jetta, samen met het bevriende echtpaar Leopold, naar de Abruzzen. Ze reisden met de bus van Rome naar de middeleeuwse hoofdstad van de regio: Aquila. Dat was goed te doen, het is ongeveer 120 kilometer. Daarna reisden ze door naar de Campo Imperatore, een hoogvlakte in het nationaal park Gran Sasso. Dit hoogste bergmassief van de Apennijnen is een van de oudste skigebieden van Italië: reeds in de jaren '20 werd hier geskied. Bij Escher leefde al een tijd het plan om met zijn gezin naar Zwitserland te verhuizen. Vanwege het opkomende fascisme in Italië en ook omdat de gezondheid van zijn zoons gebaat zou zijn bij de Zwitserse berglucht. Dit bezoek aan het skigebied kun je zien als een voorproefje.
In het universum van M.C. Escher heersen vooral harmonie, rust, orde en vrede. Disharmonie, onrust, wanorde en oorlog zijn ver weg of dienen als achtergrond voor de schoonheid op de voorgrond. Denk aan prenten als Tegenstelling (Orde en Chaos) en Kristal. Escher ziet de wereld als een eeuwigdurende strijd tussen deze uitersten. Als kunstenaar had hij de taak om de wereld te laten zien dat orde een vanzelfsprekendheid is, al lijkt die soms ver weg.
In het Escher-archief van het Kunstmuseum Den Haag (voormalig Gemeentemuseum) ligt een klein voorleesboekje uit 1898, Eschers geboortejaar. Hij las er veel uit voor aan zijn zonen. Gezien de publicatiedatum zou je je kunnen voorstellen dat zijn vader dat aan hem ook had gedaan. In het kinderboek staat een verhaal dat de inspiratie vormt voor een houtsnede uit januari 1928: Luchtkasteel.
In de periode dat het gezin Escher in het Zwitserse Cháteau-d'Oex woont, leert Maurits de schilder John Paschoud kennen. Op 6 januari 1937 opent hun gezamenlijke tentoonstelling in diens atelier.
Escher maakt er een affiche, een uitnodiging en een aankondiging voor. Hij gebruikt de kwasten en het palet van de schilder en het houtblok en de inktroller van de grafisch kunstenaar als beeldelementen, aangevuld met een bijzondere typografie. Op de expositie laat hij ook zien hoe je een houtsnede maakt. Op 11 januari houdt hij een demonstratie, zo is te lezen in zijn dagboek.
2019 is bijna voorbij. Op Escher vandaag en in onze Facebook tijdlijn brachten we het afgelopen jaar vele verhalen over het leven en het werk van M.C. Escher. Alle beelden die we daarin hebben gebruikt hebben we verzameld in deze video. Bedankt iedereen voor de aandacht dit jaar en op naar een net zo rijk gevuld 2020!
Rond 1930 was Escher niet gelukkig. Hij worstelde met zijn gezondheid, het lukte hem niet om werk te verkopen, hij had financiële moeilijkheden en hij had gebrek aan inspiratie. Hij dacht er zelfs over om zijn artistieke carrière helemaal te beëindigen. Het was de kunsthistoricus G.J. Hoogewerff die hem uit zijn dip haalde. Hoogewerff was directeur van het Nederlands Historisch instituut in Rome en kenner van de Hollandse en Vlaamse oude meesters. Hij vroeg Escher om een serie emblemata te maken, zogenaamde 'praatjes met plaatjes'. Hoogewerff was lyrisch over het werk van Escher en zag in zijn oeuvre veel kwaliteiten die hij ook terug zag bij de oude meesters. Zo ontstond een samenwerking die veel zou betekenen voor Eschers carrière.
50 jaar geleden, op 5 december 1969, lanceerden The Rolling Stones het album Let It Bleed. Het is een van de bekendste Stones-albums, met daarop klassiek geworden songs als Gimme Shelter, Midnight Rambler en You Can’t Always Get What You Want. De hoes bevat een taart en een platenspeler, maar er had een prent van Escher kunnen staan.
Eind 1947 maakte Escher een voorstudie en een prent die kenmerkend zijn voor hoe hij de wereld ziet: als een eeuwigdurende strijd tussen orde en chaos. Voor hem een constatering van een feit, geen boodschap of opdracht aan die wereld. Hij was geboeid door de regelmaat en de noodzakelijkheid van strakke meetkundige ruimtefiguren, symbolen van orde in een chaotische wereld. Het zijn figuren die op het eerste oog eenvoudig en helder lijken en tegelijk geheimzinnig zijn en ondoorgrondelijk. Zijn halfbroer, de geoloog en kristallograaf prof. dr. Berend George Escher, deelde die fascinatie. Hij deed dat vanuit een professioneel oogpunt. Escher zelf begreep weinig van de achterliggende theorieën, maar vanuit die fascinatie maakte hij wel schitterend werk. Van hele kleine werelden (kristallen) tot hele grote (sterren en planeten). Een van de prenten waarin de fascinatie van beide broers zich manifesteert, is Kristal.
De zomermaanden van 1934 brachten Maurits, Jetta en hun twee zoons door in het 'kunstenaarsdorp' Sint-Idesbaldus. Het plaatsje herbergt meerdere musea, waaronder dat van de wereldberoemde surrealistische schilder Paul Delvaux. Escher had er een huis gehuurd, samen met zijn broer Eddy en schoonzus Irma. Tijdens deze vakantie in België gingen Escher en Jetta ook naar de steden Gent, Brugge en Doornik. Van de kathedralen van Gent en Doornik maakte Escher nog diezelfde vakantie een houtsnede.
Tussen 1946 en 1951 experimenteerde Escher diverse malen met de mezzotint-techniek. Deze boeide hem door de grote nuancering van licht naar donker die erin te bereiken is. Al voor de oorlog maakte hij daarvoor de eerste plannen. Hij was de techniek niet machtig en hij vroeg advies aan collega-kunstenaars als Jan Poortenaar en W.G. Hofker hoe hij het aan moest pakken. Schemering (Rome), uit mei 1946, is zijn eerste mezzotint en Vlakvulling I, uit maart 1951, zijn laatste. Het bleef bij een totaal van 8 mezzotints. De techniek bleek te bewerkelijk en tijdrovend voor de toch best geduldige Escher. De meest opvallende prent van de serie is Oog.
"Het verschrikkelijke knippermoment." Dat is de duiding die oud-conservator Micky Piller, tijdens een uitzending van VPRO-radioprogramma OVT, gaf aan het moment dat een beschouwer Eschers litho Waterval voor de tweede keer bekijkt. Water dat stroomt en van een verhoging naar beneden valt. Die waarneming is bij een eerste keer kijken zo gedaan. Maar bij de tweede keer kijken komt dat moment. Het moment waarop de hersenen eventjes kortsluiting maken en niet kunnen volgen wat er voor de ogen gebeurt. Het water stroomt omhoog. Het water stroomt omhoog? Waterval is hét werk waarmee Escher zijn kijkers het meest direct voor de gek houdt.
M.C. Escher hield van schaken. Het strategische bordspel was voor hem een prettige vorm van vermaak. Niet alleen was hij in zijn leven lid van meerdere schaakclubs, ook tijdens zijn vele bootreizen was het voor Escher een fijne manier om de tijd door te komen. In zijn kunst komt de voorliefde voor dit zwart-witte bordspel ook terug.
Voor commerciële opdrachten koos Escher vrijwel altijd onderwerpen en vormgevingen die hij al eerder geprobeerd had. Zo'n opdracht was een noodzakelijk kwaad, het inspireerde hem zelden. Een echt probleem was dat niet. Opdrachtgevers kozen Escher omdat ze zijn werk kenden en bepaalde aspecten ervan terug wilden zien in de de opdracht. Bij de opdracht die Escher in de zomer van 1956 kreeg lag dat iets anders. In september maakte hij een nieuwjaarskaart voor de PTT waarvan hij het motief kort daarvoor in een van zijn schriften met vlakvullingen had getekend. Het ontwerp met de gevleugelde enveloppen is duidelijk echt bedoeld voor de opdrachtgever. In zijn vlakvullingen gebruikt Escher eigenlijk altijd levende objecten, als vogels, vissen, insecten en andere beestjes. De envelop was wat betreft een anomalie. Maar door ze vleugels te geven, krijgen ze toch iets dierlijks.
September 1919 was een levensveranderende maand voor Maurits Escher. Zijn eerste lessen in de bouwkunde aan de School voor Bouwkunde en Sierende Kunsten in Haarlem vingen op 6 september aan en op 17 september verhuisde hij dan ook naar stad. In Haarlem ontwaakte de kunstenaar in hem pas echt, al bleek bouwkunde daarvoor een valse start. Die keuze was vooral ingegeven door zijn vader, die in zijn zoon een toekomstig architect zag.
De eerste zaterdag van september is Wereld Baarddag. Dat vieren we natuurlijk met M.C. Escher, een fanatiek baarddrager. Misschien zelfs wel een hipster te noemen, lang voordat het woord werd uitgevonden. In zijn jonge jaren kon je zijn karakteristieke silhouet al uittekenen: een lange magere man met een flinke neus, een warrige haardos en altijd in pak. En dus bekroond met een puntige baard die zijn voorkomen nog verfijnder maakte.
Op 23 augustus 1996 overleed de componist Jurriaan Andriessen, telg uit een bekende kunstenaarsfamilie. Hij schreef een groot en gevarieerd oeuvre met symfonieën en andere orkestwerken, een opera, ballet-, kerk- en kamermuziek en ook filmmuziek. Een goed voorbeeld van zijn veelzijdigheid is de symfonie Time Spirit, waarin werken van Escher een centrale rol spelen.
Vandaag is het internationale linkshandigendag. Een dag waarop M.C. Escher, als linkshandige, uiteraard niet mag ontbreken. Dit evenement is in het leven geroepen om aandacht te vragen voor de ongemakken waar linkshandigen tegenaan lopen. Op 13 augustus 1976 was de eerste. Vrijdag de dertiende dus, een bewuste keuze. Escher is op school hardhandig gecorrigeerd om hem te dwingen rechtshandig te schrijven en te tekenen. Dat was destijds heel normaal. Hoewel die correcties nauwelijks effect hadden, heeft hij zichzelf later alsnog geleerd om ook zijn rechterhand te gebruiken. Dat bracht hem voordeel in zijn kunstenaarschap.
Het jaar 1930 werd voor Escher en zijn zonen George en Arthur gekenmerkt door ziektes: hijzelf had veel problemen met zijn darmen en tanden en de zoons kregen longontsteking, oorontsteking en kinkhoest. Daar kwam bij dat hij nauwelijks wat verkocht en geen opdrachten had. Castrovalva en Luchtkasteel waren in april te zien in het Stedelijk Museum, tijdens een groepstentoonstelling van kunstenaarsvereniging St. Lucas die 50 jaar bestond. Als basis voor werkuitstapjes voor Escher, maar vooral ter ontspanning, verbleef het gezin een groot deel van de zomer in Zwitserland.
Op 20 juli 1969 zette Neil Armstrong de eerste stappen op de maan, precies 50 jaar geleden. Hij klom de trap af, zette een voet op de poederige maanbodem en zei: 'Een kleine stap voor de mens, een grote stap voor de mensheid'. De Apollo 11 missie geldt nog steeds als een van de meest iconische prestaties van menselijk vernuft. Een mijlpaal waarop op allerlei manieren wordt teruggekeken. Ook Escher keek (waarschijnlijk) en heeft de maan op meerdere manieren in zijn werk afgebeeld.
Als een intrigerend juweel op een inktzwarte achtergrond verlichten de schillen uit deze houtgravure de immense donkere ruimte erachter. Concentrische schillen is een van Eschers meest ingenieuze maar ook van de meest mysterieuze werken.
Philippe Druillet, geboren op 28 juni 1944, staat bekend om zijn barokke tekeningen en bizarre sciencefictionverhalen. Na een paar jaar als fotograaf te hebben gewerkt, debuteerde Druillet in 1966 met Lone Sloane, le Mystère des Abîmes, een stripboek dat was geïnspireerd door Druillets favoriete schrijvers H.P. Lovecraft en A.E. van Vogt. Druillet zou later nog covers ontwerpen voor heruitgaven van Lovecrafts werk, en ook een aantal filmposters.
'Als ik Tolkien toch niet had! De eenzame avonden zijn nl voor mijn geduldigheid het moeilijkst. Maar daar helpt hij mij doorheen met zijn fantastische wereld van Hobbits, Elfen, dwergen en goede wizards, gecontrasteerd door de meest afschuwelijke, duivelse monsters.'
Deze ode aan de Britse schrijver en academicus John Ronald Reuel Tolkien (1892-1973), die wereldberoemd werd door zijn fantasy-cyclus The Hobbit, The Lord of the Rings, en het postuum gepubliceerde The Silmarillion, stamt uit een brief van Escher aan zoon George van 29 juni 1962. Zoon Arthur had hem eerder dat jaar op The Hobbit getrakteerd, een boek waarin hij fanatiek las tijdens zijn noodgedwongen bedlegerigheid.
In juni 1932 kreeg Escher een opdracht van het Nederlands Historisch Instituut in Rome. Het instituut wilde aandacht besteden aan een kerk waarvan de zichtbaarheid door de opkomende nieuwbouw in de hoofdstad werd bedreigd. In de litho die Escher van deze San Michele dei Frisoni (de Friezenkerk) maakte, veroorlooft hij zich flink wat vrijheid. Hij beeldt namelijk niet de huidige (gebouwd in 1141) maar de eerste versie van de kerk af. Het origineel werd in 1084 door de Noormannen vernietigd tijdens de investituursstrijd. Deze strijd staat bekend als het conflict tussen de keizer van het Heilige Roomse Rijk Hendrik IV en de toenmalige paus Gregorius VII.
Escher was een wandelaar en een kijker. Dat zijn twee liefhebberijen die gelukkig prima te combineren zijn. In zijn Italiaanse jaren maakte hij elk voorjaar een lange trektocht door toen nog onherbergzame streken als de Abruzzen en Calabrië. Hij keek zijn ogen uit en verwonderde hij zich over de schitterende natuur en het eigenzinnige landschap dat hij daar aan trof. Daarbij bekeek hij de omgeving op zowel op micro- als macroniveau. Hij kon met net zoveel bewondering naar een plantje of een insect kijken als naar een berg of een kustlijn. Nadat hij in 1941 naar Baarn was verhuisd, ging hij fanatiek door met dat wandelen en kijken. Hij liep vele uren door de bossen rond zijn woonplaats, met net zoveel aandacht voor de Nederlandse natuur als voor de Italiaanse.
In het voorjaar van 1933 was hij op Corsica, het Franse eiland dat gevoelsmatig net zo goed bij Italië had kunnen horen. Corsica was lang onderdeel van het Romeinse rijk en was daarna honderden jaren bezet door de Republiek Genua. Pas na de Franse Revolutie werd het een integraal deel van Frankrijk. Het onherbergzame eiland oefende een grote aantrekkingskracht uit op Escher, vanwege het ruige en afwisselende landschap en het gebrek aan mensen.
In mei 1971 maakte Escher zijn laatste vlakverdeling, een tekening in Oost-Indische inkt en waterverf van een figuurtje dat hij zelf een 'spookje' noemde. Het was de laatste in een lange serie in schriften gemaakte vlakvullingen, maar het was ook in een ander opzicht een opmerkelijke tekening.
In 1962 was de Britse wiskundige Roger Penrose in Nederland en hij bezocht Escher in zijn huis in Baarn. De twee hadden elkaar leren kennen nadat Penrose werk van Escher had gezien tijdens het Internationaal Mathematisch Congres in 1954. Ze begonnen een briefwisseling die in 1960 zou leiden tot de prent Klimmen en Dalen. Penrose is zijn hele carrière gefascineerd geweest door vlakvullingen, een fascinatie die hij deelde met Escher. Penrose kreeg van Escher een prent en hij gaf zijn gastheer op zijn beurt een houten puzzel.
Van 5 tot 31 mei 1955 was er in het Stedelijk Museum in Amsterdam een tentoonstelling te zien onder de naam 'Kunstenaars herdenken 5 mei'. Deze viel samen met de eerste nationale herdenking: 5 mei 1955 was het voor het eerst dat Bevrijdingsdag als nationale feestdag in Nederland werd gevierd. De tentoonstelling was een initiatief van de gelijknamige stichting die op 1 april van dat jaar was opgericht. Escher was onder andere vertegenwoordigd met Andere Wereld en met Rimpeling.
Op 28 april 1955 was Escher in ribfluwelen broek en hemdsmouwen in zijn atelier aan het werk toen hij bezoek kreeg van een wethouder en de gemeentesecretaris van Baarn. Waaraan hij op dat moment precies werkte, is niet duidelijk. Het kunnen herdrukken zijn van bestaande prenten, bijvoorbeeld zijn vier meter lange Metamorphose II, waarnaar veel vraag was. Of zijn in opdracht gemaakte litho Bevrijding, die hij maakte voor de tiende Bevrijdingsdag op 5 mei van dat jaar. De wethouder en de secretaris vertelden hem dat de koningin hem tot Ridder in de orde van Oranje Nassau had benoemd.
Morgen is het Pasen. Een mooi moment om stil te staan bij het dood en de wederopstanding van Jezus, zou je zeggen. Maar dat doen we niet. Pasen is een christelijk feest maar het heeft inmiddels ook een lange culturele en toeristische traditie. Dat uit zich in paasvuren, paasoptochten, paaseieren en natuurlijk de verschijning van de paashaas; de niet-godsdienstige personificatie van het van origine christelijke feest. Net zoals de Kerstman dat is voor Kerstmis. Met de traditie van het feest hield Escher zich als niet-gelovige niet zo bezig maar hij heeft wel een haas en twee konijnen in zijn werk afgebeeld. Duidelijk niet als paashaas, maar we lichten ze in dit geval toch even uit.
In april 1952 werden er 400 afdrukken gemaakt van de litho Tegenstelling (Orde en chaos). Machinaal, vanwege de enorme oplage, maar wel onder toeziend oog van Escher. Het was een opdracht van de VAEVO (Vereniging tot bevordering van het Esthetische element in het Voortgezet Onderwijs) die de prenten zou verspreiden over scholen in Nederland. Op die manier zou de jeugd op een laagdrempelige manier in aanraking kunnen komen met zijn werk.
Van 3 tot 13 april 1932 ging Escher mee met een archeologische expeditie naar het schiereiland Gargano onder leiding van de Italiaanse professor Ugo Rellini. Rellini was een van de eerste archeologen die dit bergachtige gebied onderzocht. Het schiereiland dringt ongeveer 70 kilometer de Adriatische Zee in en is ook wel bekend als het 'Spoor van de laars'. Het bijzondere gebied is in 1995 uitgeroepen tot nationaal park. De Garganische kust behoort tot de meest woeste van Italië. Het hoofdkwartier van de expeditie was de plaats Peschici en het hoofdonderwerp was de Manaccoragrot, ook wel bekend als de Grotta degli Dei (grot der goden). Ook bij Monte Pucci werden opgravingen gedaan. Daar bevond zich een necropolis met honderden ondergrondse graftombes. In het team van Rellini werkte ook de Nederlandse archeoloog Hendrik Leopold en hun Duitse collega Elise Baumgartel.
Sinds het Brexitreferendum op 23 juni 2016 is het Verenigd Koninkrijk in een constante staat van verwarring over de toekomst van de natie en de relatie met het Europese vasteland. Afgelopen vrijdag was het B-day maar zelfs die keiharde deadline werd niet gehaald. Theresa May, de dame die alles in goede banen had moeten leiden, bleek vooral het lijdend voorwerp van deze verwarring. Hoewel de stemming rond Brexit nog steeds vooral heel pessimistisch is, is er een beroepsgroep die er ook deels van geniet. Al bijna drie jaar spugen de cartoonisten een onuitputtelijke stroom aan politieke prenten uit over de Brexit. Daarin speelt M.C. Escher een opvallende rol.
Op 23 maart 1908 werd Gottfried Wilhelm Locher geboren, een man wiens naam bij het grote publiek nauwelijks bekend is, maar die wel van enorm belang is geweest voor de nalatenschap van M.C. Escher. Locher had er al een glansrijke carrière in de antropologie op zitten, toen hij een aantal belangrijke bijdragen leverde aan die nalatenschap. Hij gaf lezingen en schreef artikelen waarin hij de rijkdom van Eschers kunst op uitstekende wijze wist te duiden. Hij wees op de sterke contrasten in diens oeuvre. Tussen licht en donker, dag en nacht, plat en ruimtelijk, realiteit en illusie, latent en manifest, veraf en dichtbij, oneindig en eindig, orde en chaos, ratio en emotie en tussen hoofd en hart. Locher zag Escher als dé kunstenaar die een brug wist te slaan tussen kunst en wetenschap. Ook was Locher een van de eerste grote Nederlandse Escherverzamelaars, waarmee hij zijn nek uitstak voor een kunstenaar die tot laat in de jaren vijftig nog nauwelijks op waarde werd geschat.
Vandaag is het Museumnacht Kids. Met één ticket kunnen kinderen terecht op meer dan 20 plekken in Den Haag en Voorburg. Escher in Het Paleis doet natuurlijk ook mee. De link tussen kinderen en Escher is heel duidelijk. De graficus kon met net zo'n nieuwsgierige blik de wereld in kijken en hij wist de speelsheid van kinderen vast te houden in zijn magische werelden. Ook naar de natuur keek hij vol verwondering. Een berglandschap, loofbos of grasveld was voor hem nooit zo maar een berglandschap, loofbos of grasveld. Hij zag details die niemand anders zag en hij kon genieten tot in zijn diepste vezels van alles wat de natuur hem bood.
In maart 1951 maakte Escher een prent met de bedrieglijk eenvoudige naam Vlakvulling I. Ik zeg 'bedrieglijk eenvoudig', omdat hij op dat moment al zo'n dertig jaar graficus was en al talloze vlakvullingen had gemaakt. Het principe van de regelmatige vlakvulling vormde de kern van zijn kunstenaarschap, het onderwerp waarnaar hij steeds bleef terugkeren. Waarom dan ineens toch weer een werk dat lijkt te suggereren dat het de eerste keer is dat hij zoiets maakt?
Op 1 maart 1958 overleed Giacomo Balla, een van de belangrijkste kunstenaars van het futurisme. Waarschijnlijk kende Escher hem niet persoonlijk maar hij was wel bekend met zijn werk. Er zijn een aantal verrassende overeenkomsten tussen de futurist Balla en het vroege werk van de graficus Escher.
Op 20 februari 1941 verhuisden Maurits en Jetta met hun drie kinderen naar de Nicolaas Beetslaan in Baarn. Sinds 1925 had het paar in het buitenland gewoond. De eerste jaren woonden het stel in Rome, waar George en Arnold geboren werden. In de zomer van 1935 betrokken ze een woning in het Zwitserse Château-d’Oex en in 1937 verhuisden ze opnieuw. Nu naar Ukkel, een voorstad van Brussel. In 1938 werd Jan daar geboren, zoon nummer drie. Na een min of meer gedwongen vertrek uit Rome, door het opkomende fascisme en de gezondheid van zijn zoons, en de vlucht voor de kou en het isolement in Zwitserland, leek Ukkel een veilige haven. Maar door de komst van de oorlog en de dood van zijn ouders, in 1939 en 1940, zag Escher zich gedwongen opnieuw naar zijn woonsituatie te kijken. Door de Duitse inval in Nederland en België in mei 1940, voelde het logischer om terug te keren naar zijn geboorteland.
Op 22 april 1932 vertrokken Escher en zijn vriend Giuseppe Haas-Triverio voor een maand naar Sicilië, voor beiden een nieuw gebied. Ze beperkten zich tot het noordelijke deel van het eiland, dat ze met het stoomschip Florio vanuit Napels bereikten. Het aantal bezochte plaatsen in de maand die volgde, was indrukwekkend: de universiteits- en havenstad Palermo, het Saraceense stadje Corleone, Cefalù, met zijn beroemde kathedraal, het Griekse stadje Tindari, de badplaats Milazzo, het eiland Lipari, het zo mooi gelegen Taormina, de omgeving van de Etna, Giarre, met de sporen van de vulkaanuitbarsting in 1928, Randazzo, met de huizen gebouwd van donkergekleurde lava, de lavaformaties bij Bronte, Cesarò, Roina, Cerami, Nicosia, waar de bewoners een Lombardisch dialect spreken, Sperlinga, Enna, Gangi, Petralia Sottana, Sclafani, Segesta, met de Griekse tempel en Caltavuturo. In die maand maakte hij drieëntwintig schetsen die hij in de winter van 1932-1933 uitwerkte in 12 prenten. Samen geven ze een goed beeld van het bezoek aan het eiland dat op hem en Haas-Triverio zo'n grote indruk had gemaakt.
In oktober en november 1954 vond de eerste solotentoonstelling van Escher plaats in de Verenigde Staten, in de Whyte Gallery in Washington. Het initiatief daartoe werd genomen door de Amerikaan Charles Alldredge, die zich tot fan en verzamelaar had ontwikkeld na het lezen van artikelen over Escher in Time en Life in 1951. De twee begonnen een correspondentie en Alldredge ontwikkelde zich tot een soort manager van Eschers belangen in de VS. Na de succesvolle tentoonstelling in de Whyte Gallery kreeg hij het steeds drukker met het behartigen van die belangen. In 1956 kwam daar een flinke piekbelasting voor hem bij. Alldredge was namelijk gevraagd om mee te werken aan de verkiezingscampagne van senator Estes Kefauver die een poging deed de Democratische kandidaat te worden voor de presidentsverkiezingen.
Ter gelegenheid van het vijftigjarige bestaan van de vereniging tot bevordering van de grafische kunst 'De Grafische' werd in februari 1962 in het Stedelijk Museum een grote tentoonstelling gehouden. Escher was er natuurlijk bij, net als zijn vriend Gerd Arntz en vele andere grafische collega's. Het was niet bepaald voor het eerst dat grafici in groepsverband en onder de naam van hun vereniging samen exposeerden, maar voor de jubileumtentoonstelling werd echt groot uitgepakt. Onder de titel 'Prent' waren er in het Stedelijk meer dan 300 werken te zien.
De Gedichtendag, komende donderdag 31 januari, vormt de start van de Poëzieweek. Met talloze activiteiten wordt de poëzie gevierd en gestimuleerd. M.C. Escher was geen dichter maar hij had wel een broer die zich zo mocht noemen. Johan George Escher (1894-1969, meestal George genoemd), de oudste zoon uit het tweede huwelijk van George Arnold Escher met Sara Adriana Gleichman. Die heeft twee dichtbundels uitgegeven. De eerste, Het bezwaarde hart, werd door uitgeverij Van Dishoeck in 1937 uitgegeven. De tweede, Oude en nieuwe gedichten, verscheen vlak voor zijn dood in 1969. Voor het debuut maakte broer Maurits het titelblad.
Van alle thema's en onderwerpen waarop Escher zich in zijn carrière had geworpen is er wat hem betreft boven uit stak: de regelmatige vlakverdeling. Hij heeft werkelijk talloze experimenten uitgevoerd om de vele manieren te onderzoeken waarop een vlak gevuld kon worden met patronen van geometrische vormen. Dat deed hij in de vorm van tekeningen die hij maakte in schriften. In dat proces, en daar zit de grote kracht van M.C. Escher, wist hij die geometrische vormen om te zetten in herkenbare figuren. Aanvankelijk nog heel grof maar naarmate hij er meer bedreven in raakte werden de vissen, vogels, hagedissen, kevers, vlinders, paarden en andere dieren en vormen steeds verfijnder.De tekeningen waren een vorm van onderzoek maar hij haalde er ook ideeën uit voor nieuw werk of voor commerciële opdrachten. In januari 1962 maakte hij vier tekeningen, waarvan we er hier twee tonen, waarvan hij al direct wist waar hij ze voor wilde gebruiken.
De bevrijding van mei 1945 werkte verlossend voor alle Nederlanders die geleden hadden onder vijf jaar Duitse bezetting. De euforie was enorm, ook bij Maurits Escher. Geheel tegen zijn gereserveerde aard in stond hij op 7 mei te juichen op de Brink waar duizenden Baarnaars samen waren gekomen. Na jaren van gedwongen onthouding wierpen hij en Jetta zich op een buffet van kunst, uit gaan en lekker eten. Met werken had hij nog wat moeite en hij beperkte zich ook tot het afdrukken van oude prenten.
De bladzijde voor de eerste week van januari 1942 vulde Escher niet met afspraken maar met een lijstje. Hij noteerde voortdurend lijstjes in zijn agenda, van boodschappen en treintijden tot lijsten van verkocht werk en het gewicht van hemzelf en zijn gezin, maar dit was een heel bijzonder lijstje. Het bevatte de namen van de kunstenaars die toegetreden waren tot de op 25 november 1941 opgerichte Kultuurkamer. In Duitsland zelf was op 22 september 1933 de Reichskulturkammer opgericht door propagandaminister Joseph Goebbels. Ook de Nederlandse variant moest ten dienste staan van de bezetter en zijn nationaalsocialistische ideologie. Trefwoorden waren nationalisme, verbondenheid met land en volk, historisch besef, uitbannen van ′ontaarde, ongezonde, onnatuurlijke creativiteit′ en een ′positief-Germaanse houding′. Elke kunstenaar die wilde exposeren, publiceren of musiceren moest er lid van zijn. Joden waren uitgesloten. Wie lid werd, verklaarde zich formeel akkoord met de politiek van de bezetter.
2018 is bijna voorbij. Op Facebook en in deze sectie brachten we het afgelopen jaar elke week een verhaal over het leven en het werk van M.C. Escher. Alle beelden die we daarin hebben gebruikt hebben we verzameld in deze video. Bedankt iedereen voor de aandacht dit jaar en op naar een net zo rijk gevuld 2019!
In het najaar en de winter van 1930-1931 werkte Escher de schetsen en foto's uit die hij in het voorjaar had gemaakt tijdens een reis door de Italiaanse provincies Campanile en Calabrië, samen met zijn vrienden Giuseppe Haas-Triverio, Roberto Schiess en Jean Roussett. De houtsnedes en litho’s die ervan maakte, dragen de poëtische namen van de plaatsen die hij had bezocht: Palizzi, Morano, Pentedatillo, Stilo, Scilla, Tropea, Santa Severina, Rocco Imperiale, Rossano.
Van het bergplaatsje Pentedatillo was hij zo onder de indruk dat hij er twee houtsnedes en een litho van maakte.
Voor velen is Escher de meester van de illusies. Een tovenaar op papier die je met zijn onmogelijke constructies en wonderlijke metamorfoses inpakt waar je bij staat. Wat hij maakt, kan niet bestaan. Al zie je het met eigen ogen. Toch is dat niet altijd het geval. Escher was inderdaad gefascineerd door de illusies die het platte vlak op kon roepen, maar soms wilde hij ook gewoon de schoonheid in de werkelijkheid laten zien. Drie Werelden is daar een van de mooiste voorbeelden van.
Onder dezelfde titel als de overzichtstentoonstelling in 1968, werd op 23 november 1971 het boek De werelden van M.C. Escher gelanceerd in het Haagse Gemeentemuseum. Op 10 december ontving de kunstenaar zelf het eerste exemplaar in het Rosa Spier Huis in Laren. Voordat hij dit deed was al duidelijk dat het boek een enorm succes zou gaan worden. De Commissie voor de Collectieve Propaganda van het Nederlandse boek (CPNB) had het uitgeroepen tot 'Boek van de maand'. Uitgeverij Meulenhoff had gemikt op veertigduizend exemplaren, maar verhoogde de oplage al snel tot vijftigduizend. Toch waren ook die al uitverkocht voordat het boek in de boekhandel beschikbaar was. Opnieuw werd de oplage verhoogd, ditmaal tot vijfenzeventigduizend, maar binnen een maand waren ook die allemaal verkocht. Voor een intekenprijs van ƒ 12,50 kregen kopers een boek met 5 inleidingen, een bibliografie, een overzicht van Eschers voornaamste tentoonstellingen en lezingen en 270 afbeeldingen (waarvan 8 in kleur) met bijschriften. Een koopje.
Op 4 december 1988 overleed de grafisch ontwerper Gerd Arntz. Hij was een van Eschers beste vrienden. Met zijn karakteristieke stijl als graficus was Arntz een buitenstaander onder zijn vakgenoten. Net als Escher. Beide 'buitenstaanders' waardeerden elkaars werk. De twee onderhielden jarenlang een briefwisseling waarin ze ervaringen en ideeën uitwisselden en elkaars werk becommentarieerden. Ook kwamen ze bij elkaar thuis en Arntz bleef Escher tot aan diens dood in 1972 bezoeken in het Rosa Spier Huis.
Op 24 november 1960 werd de schrijverswerkplaats Oulipo opgericht. Het staat voor 'Ouvroir de Litterature Potentielle' ofwel de 'Werkplaats voor Mogelijke Literatuur'. Het is een los verband van Franstalige schrijvers en wiskundigen die literaire werken maken die aan bepaalde voorwaarden of beperkingen onderhevig zijn. Het gebruik van dit soort beperkingen was niet nieuw (schrijvers als Edgar Allan Poe, Lewis Carroll, James Joyce, Ferdinand de Saussure en Gertrude Stein werkten er al mee), maar het is wel de eerste keer dat het zo georganiseerd gebeurde.
Escher was gek op de grillige en verticale landschappen die hij aan trof in de Abruzzen en Calabrië, aan de Amalfitaanse kust, op Sicilië en op het Franse eiland Corsica. Hij heeft deze streken vele jaren achter elkaar en op talloze manieren doorkruist. Met zijn schetsblok in aanslag beklom hij de Corsicaanse toppen, daalde hij af naar de zee bij Amalfi, wandelde hij door de ruige berggebieden in de Abruzzen en Calabrië en trotseerde hij de hitte van Sicilië. Maar er was één plaatsje waar hij steeds naar terug bleef keren: Atrani.
Van 14 november tot 14 december 1950 had Escher een tentoonstelling in de Amsterdamse galerie Le Canard. Hij exposeerde daar samen met zijn collega-graficus Harry van Kruiningen. Op de uitnodigingskaart stond een vignet met duiveltjes afgebeeld, een houtgravure die Escher speciaal voor de tentoonstelling had gemaakt. Hij liet er, zoals ook op de kaart te lezen is, grafiek en een handgeweven wandtapijt zien.
Vorige week schreef ik al dat de kunstkritiek Escher jarenlang niet bepaald positief bejegend heeft. Maar uiteindelijk was hij zelf nog altijd zijn grootste criticus. Er zijn zeker uitzonderingen maar vaak was hij ontevreden over zijn laatste creatie. Dat varieerde van 'het was toch net niet goed genoeg' en 'er had net wat meer ingezeten' tot 'dit is echt een totale mislukking.' Eind oktober 1955 was het weer zover.
M.C. Escher mag tegenwoordig dan wel erg populair zijn bij zowel het grote publiek als bij de kunstkritiek, dat was zeker niet altijd zo. Door veel kunstliefhebbers en critici is hij zelfs jarenlang genegeerd. Zijn werk werd weggezet als decoratie en was hoogstens technisch goed gemaakt. Inhoudelijk had hij niets te melden. Die mening is al terug te vinden in de vroegste kritieken uit de jaren twintig en hij bleef terugkeren in de decennia die volgden.
Op 20 oktober 1922 maakt Escher een tekening die met terugwerkende kracht een grote invloed op zijn leven zou hebben. Hij maakte die herfst zijn eerste zeereis per vrachtschip, van Amsterdam naar de Spaanse havenstad Málaga. Ook legde het schip aan in Alicante en Taragona waarna Escher per trein doorreisde naar Barcelona, Madrid, Avila en Toledo. In elke stad bleef hij een aantal dagen om de omgeving goed in zich op te kunnen nemen. Op 17 oktober kwam hij, na een ellenlange en zeer traag verlopende treinreis vanaf Toledo, aan in Granada. Daar bezocht hij het prachtige Alhambra.
Escher in Het Paleis toont twee bijzondere houtblokken die Escher in mei 1957 heeft gesneden en het boek waarin de bijbehorende prenten werden gepubliceerd. De blokken en het boek komen uit de collectie van Museum Meermanno in Den Haag. Escher in Het Paleis is er trots op om ze bij ons te kunnen laten zien en we zijn Museum Meermanno dan ook bijzonder dankbaar voor deze bruikleen.
Vanaf vandaag is Leonardo da Vinci te zien in het Teylers museum in Haarlem. Het is het eerste grote overzicht ooit van originele kunstwerken van Renaissance-kunstenaar Leonardo da Vinci (1452-1519) in Nederland. Teylers toont 33 tekeningen van de meester en evenveel werken van tijdgenoten. Da Vinci kon niet alleen prachtig tekenen en schilderen, hij is ook wereldberoemd door zijn uitvindingen van vliegmachines en militair geschut. Hij zag kunst en wetenschap niet als losse 'werelden'. Voor hem hadden ze alles met elkaar te maken. Op dat raakvlak vinden Da Vinci en Escher elkaar. Beiden zijn eerst en vooral uitstekende waarnemers. Ze kijken met een logische, geordende blik naar de wereld en weten die waarnemingen en de gedachten die ze daarbij krijgen ook uitstekend op papier te krijgen. Dat tekenen en noteren deden ze beiden met hun linkerhand. Ook zijn beiden onderdeel van de populaire cultuur geworden door een of enkele werken (denk aan de Mona Lisa en de Vitruviusman en aan Relativiteit en Dag en Nacht), waarbij het maar vraag is of mensen weten wie de makers zijn.
In oktober 1925 kan het jonge paar Maurits en Jetta eindelijk beginnen met het inrichten van hun eerste eigen woning. Het is de bovenste verdieping van een huis dat nog in aanbouw is, in een nieuwe buurt op de hellingen van de Monteverde. Het huis aan de Via Alessandro Poerio 100 was schitterend gelegen met uitzicht op de vallei van de Tiber in het zuidoostelijke deel van de stad. Aan de andere kant van de rivier lag de Monte Palatino, met beneden de Romeinse wijk Trastevere. Het paar had het huis al eind 1924 gekocht maar eerst moesten ze wachten tot het af was, waarna het veel te vochtig bleek. Ze lieten het de hele zomer drogen en verbleven die maanden in de Albergo del Toro in Ravello; de plek waar ze elkaar hadden leren kennen.
Op 23 september 1957 keerde Escher terug in Amsterdam van een zeereis met het vrachtschip s.s. Luna. Tegen die tijd was Escher al lang verslaafd aan het reizen op vrachtschepen en hij greep elke kans aan om zo'n reis te boeken. Zo dobberde hij in augustus en september 1957 zeven weken lang op de Middelandse Zee terwijl hij genoot van de golven, de rust, het licht en de stilte. Terug in Nederland mijmerde hij nog een tijd door.
Hagedissen fascineerden hem al geruime tijd, maar in de zomer en herfst van 1956 was Escher wel erg veel met ze bezig. Die fascinatie kwam niet zozeer voort uit het gedrag of de levenswijze van de beestjes, maar uit de karakteristieke vorm. Die leende zich erg goed voor het maken van vlakvullingen. Wat dat betreft interesseerde een hagedis (of salamander) hem net zoveel of zo weinig als dat vogels en vissen dat deden. Deze drie diergroepen komen verreweg het meeste voor in zijn werk, maar die status hebben ze puur te danken aan hun vorm.
Tussen 1927 en 1938 bracht het gezin Escher vrijwel elke zomer een periode door in het Zwitserse Steckborn, bij Jetta’s zus Nina en haar man Oskar Schibler. In 1929 bleven ze zelfs meerdere maanden, van juli tot half oktober. In het voorjaar had Escher al een trip gemaakt naar de Italiaanse Abruzzen, samen met zijn vriend Giuseppe Haas-Triverio. De tocht leverde 28 tekeningen op, waarvan hij er een in Steckborn uitwerkt tot een litho, zijn eerste van een Italiaans landschap.
Tijdens de oorlogsjaren zakte de productie van nieuwe prenten flink in bij Escher. Het ontbrak hem aan inspiratie en hij had wel wat anders aan zijn hoofd. Maar dat wil niet zeggen dat hij helemaal niets creatiefs meer deed. Juist in de oorlogstijd wierp hij zich op zijn vlakvullingsschriften, waarin hij steeds nieuwe varianten bedacht voor het vullen van het vlak met regelmatige patronen. Tussen het uitbreken van WOII in 1939 en de Nederlandse bevrijding in mei 1945 maakte hij zo'n 35 nieuwe tekeningen.
Op 4 juli 1935 was Escher met zijn gezin vanuit Rome naar het Zwitserse Château-d’Oex verhuisd, waarna hij vrijwel direct naar Nederland doorreisde om daar een en ander te regelen voor een lang verblijf in Zwitserland. Vanuit de Haagse woning van zijn ouders bezoekt hij onder andere zijn oude leermeester Jessurun de Mesquita, overlegt hij met zijn neef Anton Escher over een logo voor diens machinefabriek, praat hij met de PTT en drukkerij Enschedé over zijn ontwerp voor de luchtvaartfondspostzegel en spreekt hij af met zijn vrienden Jan van der Does de Willebois en Bas Kist.
Tussen alle bezoeken door is hij drie weken lang bezig met een zeer gedetailleerd, liefdevol portret van zijn vader.
Op 19 augustus 1960 hield Escher een voordracht tijdens het Fifth Congress and General Assembly of the International Union of Crystallography. Hij was voor dit congres uitgenodigd door Prof. Dr. Carolina H. MacGillavry, hoogleraar in de chemische kristallografie aan de Universiteit van Amsterdam. In 1950 was ze tot het eerste vrouwelijk lid benoemd van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. MacGillavry was een groot bewonderaar van Escher en in 1965 zou ze het boek Symmetry Aspects of M.C. Escher's Periodic Drawings publiceren. Voor kristallografen waren de vlakvullingen, waaraan Escher jarenlang werkte in zijn tekenschriften, ideaal lesmateriaal. Zijn patronen zijn zeer geschikt om de symmetrie, herhaling en spiegeling te bestuderen die zo kenmerkend zijn voor het vakgebied.
In maart 1965 ontmoette Escher de Franse kunstenaar en professor Albert Flocon, docent aan de prestigieuze l'Ecole des Beaux Arts in Parijs. Flocon maakte vooral kopergravures en was net als Escher gefascineerd door het mysterie van het perspectief. Vooral het bolperspectief, een vorm die ook Escher meerdere malen heeft toegepast (denk aan Hand met spiegelende bol, Balkon, Drie bollen II, Druppel en Zelfportret in bolspiegel).
De ontmoeting was voor Escher van grote betekenis; Flocon zorgde ervoor dat zijn prenten in Parijs bekend werden. De professor bemiddelde persoonlijk over de verkoop van prenten en een te organiseren Escher-tentoonstelling in Parijs. In oktober 1965 publiceerde Flocon een tien bladzijden tellend artikel over Escher in het belangrijke maandblad Jardin des Arts.
Het is vandaag Internationale Kattendag, een mooi moment om een van de katten te laten zien die door Escher zijn vereeuwigd in een prent. Heel veel zijn dat er niet. Hij gebruikte vaak dieren in zijn werk maar in zijn vlakvullingen en metamorfoses waren dat vooral vogels, vissen en reptielen. De katten stammen dan ook vooral uit zijn jonge jaren. Dit is zo'n vroege. Gemaakt in een periode, hij was 21, waarin hij het besluit nam om grafisch kunstenaar te worden. Op 17 september 1919 verhuist hij naar Haarlem. Van zijn hospita krijgt hij een witte poes cadeau die hem tot meerdere houtsneden zou inspireren. Op deze ligt de poes op schoot bij een man die Escher bezocht in Haarlem. Wie het is weten we niet. Waarschijnlijk een van zijn jeugdvrienden, Bas Kist of Jan van der Does de Willebois, of zijn oudere broer Nol.
Bekijk ook Kattendag 2017 waarin een kat op Corsica centraal staat.
Het is volop zomer. Geen tijd om hard te werken. Dat doe je in de herfst, de winter en het vroege voorjaar. Althans, dat was wel het schema waaraan Escher zich zijn gehele werkzame leven grotendeels gehouden heeft. Als je naar de maanden kijkt waarop hij zijn werk heeft gemaakt, vanaf 1922 zijn die bekend, dan is dat meestal ergens tussen september en mei. Het is een logisch gevolg van zijn aanpak; in de lente en zomer trok hij erop uit om inspiratie op te doen, te fotograferen en te tekenen. In het najaar en in de winter werkte hij die voorstudies uit tot houtsnedes, houtgravures en litho's.
Desondanks zijn er een paar uitzonderingen op deze regel.
Onder die 'zomerwerken' vallen vroege Italiaanse landschappen, een aantal werken uit de oorlogsjaren (waarin Escher niet op reis kon), een echt zomers werk als Lichtende zee en ook een aantal van zijn meest bekende werken. Zo zijn Verbum, Balkon, Ruiter, Boven en onder, Relativiteit, Vlakvulling II, Boloppervlak met vissen, Cirkellimiet IV (Hemel en hel) en Ringslangen allemaal in de maand juli gemaakt. Augustus is minder vertegenwoordigd. Het lijkt erop dat Escher die maand toch echt liever vakantie hield.
Vandaag is het 268 jaar geleden dat Johann Sebastian Bach overleed. Op 28 juli 1750 blies de Duitse componist zijn laatste adem uit in Leipzig. Maurits Cornelis Escher was groot fan. De overeenkomsten waren dan ook groot; de mathematische ordening, de strengheid van de regels, de symmetrie, het planmatige.
Escher was met name geboeid door de canon van Bach. In een brief aan zijn vriend Hein 's-Gravezande schreef hij in 1940:
'Nu wou ik je nog wat zeggen over het verband met muziek, en wel in hoofdzaak met die van Bach, d.w.z. de Fuga, of eenvoudiger canon. Ik hield van Bach en houd van hem ook zonder iets te "begrijpen" van zijn techniek, maar sinds ik er (een heel klein beetje maar) van begrijp, houd ik er nog veel meer van.'
Het is een tropische zomer in Nederland en wat is er meer tropisch dan een palmboom? Maurits Cornelis Escher zag ik elk geval iets heel speciaals in deze iconische boom. Hij heeft zich er nooit over uit gelaten maar het is opvallend hoe vaak deze terugkeert in zijn werk. In juli 1923 maakte hij de eerste, een gestileerde palmboom met bladeren als parasols, hangende trossen met palmvruchten, de geschubde stam en een aureool dat de boom lijkt te omgeven.
In maart 1926 gebruikte hij een sterk gelijkende palmboom als centrum van zijn prent De zesde scheppingsdag, waarop Adam en Eva in het Paradijs te zien zijn. In 1931 maakte hij opnieuw een palmboom, als onderdeel van zijn Emblemata serie, en in 1933 volgde een vierde.
Op 17 juli 1950 vertrok Maurits samen met zijn jongste zoon Jan (11 jaar) naar Parijs, het begin van een Franse reis net zoals hij die zelf als kind had gemaakt.
'Reeds één uur voor aankomst te Parijs zei Jan: je moet mij waarschuwen zodra je de Eiffeltoren ziet. Hij zag hem tenslotte eerder dan ik.'
Oudste zoon Arthur was naar Lausanne verhuisd om daar op aanraden van oom Beer geologie te studeren. George was kort daarvoor in dienst gegaan. Escher daarover:
'George is, tot onze smart, sinds 2 weken in dienst, na jarenlang studie-uitstel. Dat is beroerd, want je weet nooit of zoo'n jongen later nog de energie vindt om verder te studeren. [Die angst bleek niet terecht]. Dus zijn wij maar alleen met Jantje die, nog op de lagere school, het nest dus gelukkig nog niet gauw zal verlaten.'
In juli 1960 voltooide Escher de laatste van zijn vier 'cirkellimieten'. Hij had er al een tijd mee gestoeid maar hij werd pas op het juiste pad gebracht door een publicatie van de Canadese professor H.S.M. Coxeter. Hij had deze hoogleraar aan de Universiteit van Toronto in 1954 ontmoet, tijdens het Internationaal Mathematisch Congres. In het artikel beschreef Coxeter hoe een vlakvullingmotief van het centrum naar de rand van een cirkel steeds verder verkleind wordt en de motiefjes oneindig dicht bij elkaar komen te staan. In 1957 gaf Coxeter een lezing voor de Royal Society of Canada en hij vroeg Escher per brief of hij een paar werken van de graficus in de lezing mocht gebruiken. Na afloop stuurde Coxeter Escher een afdruk van zijn lezing (die onder de naam Crystal Symmetry and Its Generalizations was gepubliceerd), waarin hij ook het figuur had opgenomen waarover Escher zo enthousiast zou worden.
In juni 1952 maakt Escher de litho Zwaartekracht, die door zijn onderwerp naadloos in de reeks met planetoïden en sterren past die hij tussen 1948 en 1954 maakte. Ze lijken allemaal uit dezelfde science-fictionwereld te komen waarvan je toch niet vermoedt dat Escher zich hierin thuis voelt. De eerste houtgravure Sterren uit 1948 lijkt nog eenvoudig, maar Zwaartekracht, Dubbele Planetoïde (1949) en Viervlak-planetoïde (1954) zijn een stuk complexer. Op deze planetoïden kun je je beschavingen voorstellen die enigszins verwant zijn aan de onze. De planetoïde in Zwaartekracht is een kleine sterdodecaëder. Het is een lichaam van twaalf vijfpuntige sterren die elk bezet zijn door een piramide.
Escher hield veel van deze ruimtelijke figuur omdat ze tegelijk eenvoudig en toch ingewikkeld is.
Op 22 juni 1933 spraken de schrijver Jan Walch en Escher samen met uitgeverij Van Dishoeck over de uitgave van een verhaal van Walch dat door Escher geillustreerd was met houtsnedes. Het verhaal was gesitueerd in het plaatsje Oudewater, dat bekend was om zijn heksenwaag. Het werd beroemd in de 16de eeuw omdat mensen die beschuldigd werden van hekserij hier een eerlijke kans kregen om hun onschuld te bewijzen. In veel steden en landen waren deze processen doorgestoken kaart, waardoor honderden onschuldige mensen verbrand of verdronken werden. Beschuldigden uit heel Europa kwamen naar Oudewater om de dood op de brandstapel te ontlopen.
In de zomer van 1931 hadden Escher en Walch samen het stadje bezocht. Escher maakte er foto’s en kocht prentkaarten die hem konden helpen bij de latere illustraties. Drie weken later stuurde hij Walch al de eerste houtsnede: een heks op een bezemsteel, bij heldere nacht zwierend boven de slapende stad.
Dubbel feest! 17 juni is Eschers geboortedag en het is vandaag ook Vaderdag. Daarom een bijzondere foto waarop vader Maurits met zijn gezin is te zien, in het najaar van 1938. Het is ook een zeldzame foto omdat Escher zelf meestal de camera vasthield. Escher wordt geflankeerd door zonen George Arnold (midden, van 23 juli 1926) en Arthur Eduard (links, van 8 december 1928) Jan Christoffel, geboren op 6 maart 1938, is meer bezig met broer George dan met de camera.
Op 15 juni 1961, om 18.05, vertrok Escher samen met zijn vrouw Jetta uit Baarn. Ze namen de trein naar Rotterdam en vanaf daar de nachtrein naar Bern, om 20.03. De volgende ochtend om 7.44 kwamen ze aan in Bern. Daar werden ze opgehaald door Eschers vriend Paul Keller en diens dochter Theresa. Jetta vertrok met Theresa naar het huis van de Kellers in Münsingen. Maurits en Paul namen de trein naar Venetie en scheepten zich daar in op de Cagliari.
Het was de start van een bootreis die de twee naar Triëst, Bari, Napels, Salerno, Catania, Messina, Palermo, Algiers, Lissabon, Londen en Hamburg zou voeren. Dat weten we allemaal zo precies omdat Escher alles keurig in zijn reisdagboek noteerde.
Op 7 juni 1968, vandaag precies 50 jaar geleden, opende De werelden van M.C. Escher, de eerste Nederlandse overzichtstentoonstelling van M.C. Escher in het Haagse Gemeentemuseum. De directe aanleiding was Eschers 70ste verjaardag, op 17 juni dat jaar. Het was zeker niet zijn eerste expositie, maar het was wel voor het eerst dat een belangrijk kunstmuseum op eigen initiatief een overzicht toonde van zijn hele werk, benaderd zowel vanuit de kunstgeschiedenis als vanuit Eschers eigen systematiek.
U heeft nog 10 dagen om een aantal bijzondere prenten van Escher te zien in Het Paleis. Op 11 juni gaan ze weer het depot in en dan komen er weer aantal nieuwe schatten tevoorschijn. Eerder bespraken we al de houtsnede De derde scheppingsdag, een uit een serie waarin Escher de schepping verbeeldde in een sterk contrast van zwart en wit.
Vandaag is er aandacht voor een houtsnede die niet tot de scheppingsserie behoort maar wel een Bijbels thema heeft. Zondeval toont Adam en Eva in het Paradijs op het moment dat ze tegen Gods wil in toch van de boom van kennis van goed en kwaad gegeten hebben.
Op 25 mei 1930 keerde Escher terug in zijn woonplaats Rome na een reis door de Italiaanse provincies Campanile en Calabrië, samen met zijn vrienden Giuseppe Haas-Triverio, Roberto Schiess en Jean Roussett. Zijn indrukken van die reis zou hij in de herfst en winter daarop uitwerken tot een hele serie houtsnedes en litho's. Als basis daarvoor gebruikte hij schetsen maar ook foto's. Die had hij tijdens de reis gemaakt en netjes in een fotoalbum geplakt. Het zijn foto's die op het eerste gezicht gewoon herinneringen aan een mooie vakantie lijken, maar de meeste landschappen daarin zouden terugkeren in zijn prenten.
Op 22 mei 1930 waren de vier reisgenoten in het plaatsje Rossano in Calabrië. Ze bezochten het Oratorio di San Marco, een oratorium uit de 10e eeuw dat een van de belangrijkste voorbeelden van Byzantijnse kunst in Italië is.
In mei 1937 maakte Escher Metamorphose I, een verhalend werk waarin het kuststadje Atrani langzaam verandert in een grid van kubussen die op hun beurt transformeren tot een Aziatisch mannetje. Als Atrani in deze prent voor het verleden staat dan zou je de Aziaat met de hoed als de toekomst kunnen zien. Daarmee wordt de analogie van Eschers leven met dat van een oude martial arts meester interessant.
Geen mooiere manier om Moederdag te vieren dan met een foto van een gelukkige moeder. Maurits maakte dit portret van zijn vrouw Jetta en hun eerste zoon George in het voorjaar van 1927. Het paar is net in hun huis aan de Via Alessandro Poerio in Rome getrokken. Op de achtergrond zijn de majolica-tegels te zien die Escher zelf had ontworpen voor de gang en de eetkamer. George (bijnaam 'Jojo') was in de zomer ervoor geboren en na wat omzwervingen langs diverse tijdelijke woningen kon het jonge gezin hier echt thuis komen. Het geluk leidde in december 1928 tot een tweede zoon en in maart 1938 tot een derde.
Deze prent van Escher vormt een passende illustratie bij Bevrijdingsdag, de dag waarop we vieren dat de Duitse bezetting in Nederland in 1945 eindelijk voorbij was. Zijn vogels en vissen die zich ontworstelen aan de grip van de vlakvulling zijn een mooie metafoor voor het herwinnen van de vrijheid.
Waarschijnlijk is er geen kunstenaar die zichzelf zo vaak afgebeeld heeft als Rembrandt van Rijn. Van hem zijn circa veertig zelfportretten bekend. Maar Escher had er ook een handje van. Tussen 1917 en 1950 maakte hij er twaalf, waarvan meerdere waarin hij zichzelf in een bolspiegel vastlegde. In de spiegel kijkend geeft hij zijn eigen beeltenis weer, zoals hij zichzelf ziet maar ook zoals hij zichzelf wil zien. Een zelfportret is, net als elk ander werk naar de werkelijkheid, een visie op die werkelijkheid. Zeker bij Escher. De kijker wil de kunstenaar zien, maar moet het doen met de versie die de kunstenaar op dat moment van zichzelf wil presenteren.
Vandaag precies 50 jaar geleden, op 20 april 1968, verscheen er in Vrij Nederland een lang interview met M.C. Escher door de legendarische journaliste Bibeb. Veel zin had hij er destijds niet in. De inhoud vond hij maar negatief en aan aandachtig lezen van het weekblad kwam hij vaak niet nauwelijks toe.
"Ik liet mij vermurwen, hoewel ik er eerst geen heil in zag. Een eerste seance van 3 uren hebben we nu achter de rug, maar zij is nog lang niet tevreden en komt overmorgen nòg eens een hele middag. Leuk om te zien hoe zij het doet: wij praten samen en daarbij heeft zij een dik bloknoot op haar schoot, waarin zij voortdurend schrijft in een heel groot schrift, nagenoeg zonder er naar te kijken. Wat er in mijn geval van terecht zal komen, weet ik niet, maar ik zit nu eenmaal in het schuitje en vaar dus maar dapper mee. Zij is trouwens een heel onderhoudende en eigenlijk wel aardige vrouw. Ook met moeder kan zij best opschieten en vice versa. (Van tevoren had ik haar ingelicht over onze ongewone omstandigheden, waarover dan ook in het artikel met geen woord zal worden gerept.) Ik krijg haar pennenvrucht trouwens, ter eventuele correctie, te lezen voor die gedrukt wordt."
De Volkskrant schrijft een langzaam groeiende serie over de naoorlogse Nederlandse popcultuur. In 100 voorwerpen legt de krant deze geschiedschrijving vast, met aandacht voor gebruiksvoorwerpen, decorstukken, sportattributen, kledingstukken en ook voor kunstobjecten. Kunstredacteur Mark Moorman schreef een stuk over de houten bol met hagedissen die Escher in 1949 uit beukenhout sneed.
De bol is 14 centimeter in doorsnee. Het rijke oeuvre van graficus M.C. Escher kent er maar drie: een met vissen, een met menselijke figuurtjes en een (zie foto) met hagedissen. Schitterend voorwerp, maar bepaald niet bedoeld als een soort stressbal.
Escher loste er een probleem mee op waarmee hij op het platte vlak worstelde. Over zijn eerste bol, met de vissen, schreef hij:
'Als men deze bal in zijn handen rondwentelt, verschijnt vis na vis in een eindeloze opvolging. Hoewel beperkt in aantal, symboliseren zij het idee van onbegrensdheid op een manier die op het platte vlak onbereikbaar is.'
De oneindigheid dus, en niet minder. 'Infinity, and beyond!', om met Buzz Lightyear te spreken.
Als het gaat over de grote namen in de Nederlandse kunstgeschiedenis, wordt Escher meestal niet meegerekend. Hij wordt niet in één adem genoemd met de Grote Drie (Rembrandt, Vermeer en Van Gogh). Toch is Maurits Cornelis Escher (1898 - 1972) de laatste jaren uitgegroeid tot een van de bekendste Nederlandse kunstenaars wereldwijd. In 2011, bijna veertig jaar na zijn dood, bezochten 573 duizend mensen een expositie in Rio de Janeiro, waarmee dat de drukst bezochte expositie van dat jaar werd. Wereldwijd. Dat had niet alleen met de Braziliaanse preoccupatie met oneindigheid te maken; in seizoen 2015-2016 bezochten een half miljoen Italianen een Escherexpositie die reisde langs Rome, Bologna en Milaan.
Bij Escher in Het Paleis kunt u altijd Eschers bekendste werken zien; Dag en Nacht, Klimmen en Dalen, Reptielen, Waterval, Prentententoonstelling, Relativiteit, Ontmoeting, Andere Wereld, Hol en Bol, etc. Maar we besteden natuurlijk ook aandacht aan de vele andere prenten uit zijn meer dan 50 jaar omspannende oeuvre. Maar voordat ze die aandacht krijgen en op zaal kunnen schitteren, hebben ze in het depot gewacht op hun beurt. Geduldig maar vastberaden.
Begin maart is er een nieuwe wissel geweest waarbij een aantal prenten weer is gaan 'slapen' en er een nieuwe serie schatten voor het voetlicht is gekomen. Een daarvan is de houtsnede De derde scheppingsdag.
Goede Vrijdag, Matthäus-Passiondag. Het Paasfeest was voor Escher onlosmakelijk verbonden met dit oratorium van Johann Sebastian Bach. Niet alleen voor hem: de Matthäus-Passion is zonder twijfel de populairste klassieke muziek in ons land. Elk jaar is heel Nederland in de dagen voor Pasen in de ban van Bach. Maar voor Escher ging de liefde het hele jaar door. Alles in zijn leven was verbonden was met deze componist die op zoveel manieren op hem zelf leek. De systematische benaderingswijze, de ritmiek, de herhaling, de symmetrie. De overeenkomsten zijn groot.
Escher was een enthousiast concertganger. Met potlood kalkte hij gedurende zijn hele leven zijn agenda's vol met data van belangrijke uitvoeringen. Als je deze selectie van aantekeningen over radio-uitzendingen en over bezoeken aan concerten uit 1946-48 bekijkt, krijg je een beeld van het fanatisme waarmee hij de muziek van Bach beleefde.
Maurits en Jetta hadden niet alleen een fantastische tijd tijdens hun reis over en rond de Middellandse Zee in het voorjaar van 1936, maar voor de kunstenaar was het avontuur ook een enorme bron van inspiratie. Om te betalen voor de reis had Escher aan de Italiaanse rederij Adria aangeboden van elke havenplaats een prent te maken en de rederij daarvan een paar afdrukken te geven. Adria kon die naar eigen behoeven gebruiken. Dat leidde tussen augustus 1936 en maart 1937 tot een hele serie nieuwe werken, waaronder de al eerder besproken Scheve Toren van Pisa, Catania en Patrijspoort.
Ook Stilleven en straat is gebaseerd op de reis. Dit begon met een tekening van een straatje in de kustplaats Savona, die hij op 10 juni maakte. Waar de andere werken uit deze periode nog vrij realistisch waren, vormt deze houtsnede (samen met Stilleven met spiegel) het begin van de Eschers zoektocht naar de optische illusie. Hij was al gewend om gelaagdheid in zijn landschappen en stadsgezichten aan te brengen, door de compositie op te bouwen met elementen die achter elkaar in het blikveld liggen. Maar in Stilleven en straat gebruikt hij de techniek om een schokeffect bij de kijker te creëren.
Het weer wil nog niet echt meewerken maar het is toch echt zo: vandaag begint de Lente!
Bij het werk van Escher denk je dan al snel aan vogels. Hij heeft er honderden gemaakt. In zijn houtsnedes, houtgravures en soms ook in een litho. Soms alleen maar meestal in een groep. Maar nog vaker in een hele vlakvulling, waarbij talloze vogels zijn bladspiegel vullen.
Op 18 maart 1960 legt Escher de laatste hand aan een van zijn meest iconische werken: de litho Klimmen en dalen. De prent was het resultaat van een bijzondere ideeënuitwisseling tussen de graficus en de Britse wiskundige Roger Penrose. Die laatste kwam voor het eerst in contact met M.C. Escher bij diens eenmanstentoonstelling in het Stedelijk Museum in 1954, die gehouden werd naar aanleiding van het Internationaal Mathematisch Congres dat jaar. Penrose was zwaar onder de indruk en hij begon al snel na te denken over zijn eigen onmogelijke beelden.
Vandaag begint de Boekenweek, een mooie gelegenheid om eens aandacht te besteden aan een fenomeen dat je steeds minder ziet: ex-librissen. Escher heeft er meerdere gemaakt in zijn leven, meestal voor vrienden en bekenden. De eerste maakte hij al op 17-jarige leeftijd, voor zijn eigen bibliotheek.
Dit exemplaar, uit 1946, was voor zijn overbuurman in Baarn, ingenieur Albert Ernst Bosman. Dat moet een boekenworm geweest zijn, gezien het exemplaar dat Escher in deze ex-libris verwerkt. Hij wist het toen nog niet maar hij zou nog veel te danken hebben aan deze buurman. Bosman zou hem namelijk in contact brengen met Hans de Rijk. De man van de vele pseudoniemen.
Op 5 maart 1965 ontving Escher de Hilversumse cultuurprijs. Ter gelegenheid daarvan hield hij een lezing waarin hij weer eens aantoonde hoe grappig hij kon zijn. Bij velen roept de naam Escher vooral het beeld op van die bebaarde, strenge en nauwkeurige man die in zijn atelier eenzaam zwoegt aan zijn zinsbegoochelende voorstellingen. Dat beeld bestond toen ook al en de graficus geeft ze in zijn lezing in eerste instantie ook gelijk:
"Van nature ben ik nu eenmaal niet spontaan. Het uitvoeren van een grafische prent eist geduld en bedachtzaamheid en ook de ideeën, die ik erin tot uitdrukking wil brengen, komen meestal pas tot klaarheid na zorgvuldige overdenking. Ik breng mijn tijd dan ook veelal door in een stil atelier, en, hoe gunstig dat ook moge zijn voor de uitoefening van mijn beroep, het bevordert geenszins de welsprekendheid."
Ondanks de verschrikkingen van de oorlog kroop er eind februari 1943 toch iets van optimisme in Escher, gevoed door de natuur. Zo noteert hij op 20 februari in zijn agenda: 'twee vlinders en veel sneeuwklokjes om boerentuinen', en op de 22e: 'de eerste maal merelgezang.' Op 3 maart 1943 begint hij zelfs weer aan nieuwe prent. Voor deze litho, Reptielen, moet hij wel een steen lenen. De oplage was daarom ook maar 30 exemplaren.
In een brief aan zoon Arthur van 27 februari 1955 schrijft Escher over Light in August, een roman van William Faulkner uit 1932. In een vertaalde versie.
'..het Engels van deze heer is wel zo alle jezus en godsgruwelijk moeilijk, dat ik er zeker niets van zou snappen. Dankzij de Engelse lessen die je op het lyceum hebt gehad, zul jij het wel in het oorspronkelijke zien te begrijpen. Sinds jaren, waarschijnlijk sinds De Pest van Camus, las ik geen moderne roman die mij meer trof. Onder andere de psychologie van de moordenaar, enigszins te vergelijken met Dostojevsky's Raskolnikoff, hoewel volkomen anders, is zeldzaam boeiend. Daar heb je nou weer een van die zeldzame schrijvers op wie je als leek geen enkele aanmerking durft te maken en die het gehalte van het gros van zijn collega's hevig drukt.'
Hol en Bol is een Eschers bekendste werken, een verhalende prent die hij vol heeft gestopt met elementen die voor twee interpretaties vatbaar zijn. Bijna twee jaar later, in februari 1957, maakte hij een litho over hetzelfde onderwerp maar het beeld is hier een stuk kernachtiger.
Kubus met banden combineert een kubus die maar één interpretatie toe laat met een aantal objecten die zowel hol als bol en voor als achter kunnen zijn.
U heeft nog een paar weken om een aantal bijzondere houtgravures en houtsnedes van Escher te zien in Het Paleis. Op 12 maart gaan ze weer het depot in en dan komen er weer aantal nieuwe schatten tevoorschijn. Eerder bespraken we Sprinkhaan, Kathedraal van Doornik en Scarabeeën. Vandaag is er aandacht voor de houtsnede Sint Vincent, martelaar.
Op deze pagina uit Maurits' eigen fotoalbum spat het geluk ervan af. Hij en Jetta kennen elkaar sinds de lente van 1923. In een pension in Ravello hadden ze elkaar ontmoet en in de maanden erna groeide de liefde.
Al snel worden er huwelijksplannen gesmeed, hoewel dat vooral onder druk van beider ouders was. Het liefst hadden ze samen nog een tijdje zonder ballast de wereld ontdekt. Als Jetta in november 1923 met haar ouders naar Rome verhuist, gaat Maurits met ze mee. Hij kan haar niet missen. Deze serie is op 27 januari 1924 gemaakt in (waarschijnlijk) het huis van de familie Umiker aan de Via Nicotera in Rome. De uithangende lakens vormen een geïmproviseerde achtergrond voor de geliefden en de blikken die ze uitwisselen.
'Draaiommetjes in het bos'
Zo noemde Escher de wandelingen die hij vrijwel elke dag maakte na het avondeten. In de naoorlogse jaren bracht hij zo uren door in de Baarnsche en Vuursche bossen. Om zijn hoofd leeg te maken maar ook om het te vullen met nieuwe ideeën voor prenten. Vanaf 1951 begon hij die ideeën ook op te schrijven in zijn agenda. Zo noteerde hij dat jaar het volgende:
'Sporen van auto- en fietsbanden perspectivisch gezien, diagonaalsgewijze; Glooiende verdieping met water gevuld: plas. Daarin weerspiegelt zich de maan.'
Dit idee zou hij in februari 1952 uitwerken tot de houtsnede Modderplas. Hij omschreef de prent later zo:
'De wolkenloze avondhemel weerspiegelt zich in een modderplas die na een regenbui in een kuil van een bosweg is achtergebleven. Sporen van twee vrachtauto's, twee fietsen en twee voetgangers zijn in de drassige bodem afgedrukt.'
Op 31 januari 1944 werd Samuel Jessurun de Mesquita door de Duitsers opgepakt. Hij overleed op 11 februari in Auschwitz. De Mesquita was Eschers leermeester, de man die hem ervan wist te overtuigen een carrière in de grafische kunsten te beginnen.
In een interview met Bibeb in Vrij Nederland van april 1968 sprak Escher over de oorlog en over De Mesquita:
'Ik heb nog steeds de grootste moeite met de moffen. Duits kan ik niet horen. Ik was niet bij het verzet betrokken, maar ik had veel joodse vrienden die vermoord zijn. Mijn oude leermeester De Mesquita. Hij wou niet onderduiken. Ze waren Portugese joden de de moffen hadden altijd gezegd, die behoren tot de elite. Op een nacht zijn ze met z'n allen weggehaald..'
U heeft nog een paar weken om een aantal bijzondere houtgravures en houtsnedes van Escher te zien in Het Paleis. Op 28 februari gaan ze weer het depot in en dan komen er weer aantal nieuwe schatten tevoorschijn. Eerder bespraken we al de houtgravure Sprinkhaan en de houtsnede Kathedraal van Doornik.
Vandaag is er aandacht voor Scarabeeën, een houtgravure uit april 1935.
Het is vandaag Gedichtendag, de start van de Poëzieweek. Escher was geen dichter maar hij had wel een poëtische geest. Dat moet wel, gezien zijn duizelingwekkende oeuvre. Zijn werk leent zich ook uitermate goed als onderwerp voor een gedicht. Ter ere van Gedichtendag besteden we aandacht aan een bijzondere uitgave over Escher waarvan het titelblad dichtbij een gedicht komt.
In 1958 verscheen bij de bibliofiele Stichting De Roos zijn boek Regelmatige vlakverdeling. Deze zeer bijzondere uitgave is het bekendste en antiquarisch meest kostbare boek van deze stichting, die literaire uitgaven voor bibliofielen maakte in een oplage van 175 exemplaren.
'Een graficus heeft in zijn wezen iets van een troubadour;'
Vissen en vogels zijn de favoriete dieren van Escher. Althans, dat zou je concluderen als je zijn werk bekijkt. Toen hij eind jaren 30 flink aan het experimenteren was met vlakvullingen kwam hij al snel uit bij de vorm van een vis of een vogel. Die lenen zich goed voor het pas- en meetwerk dat hoort bij de techniek. Daarom komen ze steeds terug.
Van 26 april tot en met 28 juni 1936 maakt Escher per vrachtschip een rondreis langs de kusten van Italie en Spanje. Per trein gaat hij ook het binnenland in. Zijn vrouw Jetta vergezelt hem op een deel van de reis. Het paar genoot enorm. Het jaar daarvoor waren ze naar het Zwitserse Château-d’Oex verhuisd en ze hadden Italie in de tussentijd al flink gemist. Op 13 juni kwam Escher per vrachtschip aan in Livorno. Jetta was de dag ervoor weer naar huis gegaan.
Op 14 januari 1898 stierf Lewis Carroll, de Britse auteur die wereldwijde faam verwierf met Alice's Adventures in Wonderland en Through the Looking-glass. Carroll overleed vijf maanden voordat Escher werd geboren. Hoewel hun levens elkaar dus niet gekruisd hebben, zijn er veel overeenkomsten tussen de schrijver en de kunstenaar. Beiden waren griezelig mager, verslaafd aan lange wandelingen, bezeten van het uitgebreid documenteren van hun leven, gek op schaken en geïntrigeerd door spelelementen en de toepassing daarvan in hun werk.
De duizelingwekkende prent Andere wereld hoort bij de topstukken van M.C. Escher. En dat is niet voor niets. Hij maakte deze combi van houtsnede en houtgravure in januari 1947. Het is alsof je door de ramen van een zwevend bakstenen kamertje naar een met kraters gevuld maanlandschap kijkt. Dat is op zichzelf al bijzonder genoeg, maar wat dit werk echt indrukwekkend maakt is dat Escher drie blikken (nadir, horizon en zenith) op die maan in één beeld verenigt.
De eerste post van dit jaar: een doodskop. Net de meest voor de hand liggende keuze maar voor Escher is het niet zo raar. Hij heeft meerdere doodskoppen en skeletten gemaakt. Losse werken maar ook als onderdeel van een affiche of een monogram. Dit is de allereerste, van januari 1917.
Maurits is 18 en gefascineerd door dit symbool van vergankelijkheid. Juist in zijn jonge jaren was hij ermee bezig, wat weer niet zo gek is voor een tobbende adolescent.
2017 is voorbij. Op Facebook hebben we het afgelopen jaar bijna 100 korte verhalen en anecdotes verteld over het leven en het werk van M.C. Escher. Alle beelden die we daarin hebben gebruikt hebben we verzameld in deze video. Bedankt iedereen voor de aandacht dit jaar en op naar een net zo rijk gevuld 2018!
21 december, de winter begint. Niet het meest favoriete seizoen van Escher, al was hij juist in die periode het meest productief. Hij moest ook wel, hij kon nergens heen. Jarenlang trok hij er in de lente en zomer op uit en zijn reizen brachten hem inspiratie voor zijn grafische werk. In de herfst en winter werkte hij zijn reistekeningen en -foto's uit tot houtsnedes, houtgravures en litho's. Maar de kou en de sneeuw die bij de wintermaanden hoorden, konden hem maar matig bekoren.
Zeker in zijn Zwitserse jaren was dat zo. Daar was de winter in alle kracht aanwezig en zijn huis in Cháteau-d'Oex was in de winters van 1935 en 1936 omgeven door een sneeuwmuur en witte bergtoppen. Maar zijn zoons vonden het prachtig. Tijdens hun eerste winter in Zwitserland maakte Escher deze foto waarin George en Arthur spelen met hun slee voor het huis.
December 1938 is een ijskoude maand in Brussel. Een perfecte achtergrond voor een kleine houtsnede (18 x 14 cm) die Escher kort daarvoor maakte voor de Nederlandse criticus en dichter Jan Greshof, die net als hijzelf in Brussel woonde. Ter gelegenheid van diens vijftigste verjaardag op 15 december 1938 boden de vrienden van Greshof hem deze houtsnede aan, met daarop een winters Brussel en zijn eigen huis als middelpunt. Escher was zelf langs de woning gefietst, gewapend met fototoestel, maar was er niet zo enthousiast over:
'Mooi' is het niet bepaald, maar ik zal trachten te maken wat er van te maken is.
Op 12 december 1934 werd er in Nederlands Historisch Instituut te Rome een tentoonstelling geopend met schilderijen en tekeningen van Otto B. de Kat (een persoonlijke vriend van Maurits) en houtsneden en litho's van M.C. Escher. Bij de opening stond een massa mensen te wachten om binnen te komen, hoewel de regen met bakken uit de lucht kwam vallen. De grip van het fascisme op de Italiaanse samenleving werd steeds sterker en het leek alsof deze tentoonstelling door velen werd aangegrepen om daar tegenwicht aan te bieden.
Op 8 december 1928 werd Arthur Eduard Escher geboren, de tweede zoon van Maurits en Jetta. Arthur werd voorafgegaan door de in 1926 geboren George en in 1938 zou nakomertje Jan nog volgen. Het was een gecompliceerde bevalling en Jetta moest enige weken in het ziekenhuis blijven. Net als hij later voor Jan zou doen, maakte Escher een houtsnede ter gelegenheid van de geboorte.
De zomermaanden van 1934 brachten Maurits, Jetta en hun twee zoons door in het 'kunstenaarsdorp' Sint-Idesbaldus. Het plaatsje herbergt meerdere musea, waaronder dat van de wereldberoemde surrealistische schilder Paul Delvaux. Escher had er een huis gehuurd, samen met zijn broer Eddy en schoonzus Irma. Tijdens deze vakantie in België gingen Escher en Jetta ook naar de steden Gent, Brugge en Doornik. Van de kathedralen van Gent en Doornik maakte Escher nog diezelfde vakantie een houtsnede.
Tussen 1948 en 1954 maakte Escher een reeks met planetoïden en sterren. Ze lijken allemaal uit dezelfde sciencefictionwereld te komen, een wereld die op het eerste gezicht ver van de aardse en ernstige graficus staat. De reeks begon met de houtgravure Sterren, waarin twee kameleons opgesloten zitten in een stelsel van regelmatige achtvlakken. Dan volgen in 1949 de Dubbele planetoïde en in 1954 de Viervlak-planetoïde.
We hebben deze week weer een wissel gehad. Een aantal werken is naar het depot gegaan en daarvoor in de plaats hangen een aantal andere prenten van Escher. Een van deze is Sprinkhaan, een houtgravure uit maart 1935. Daarop toont Escher in zeer fijn detail een exemplaar van dit gevleugelde insect met zijn krachtige achterpoten, facetogen, voelsprieten en gevouwen vleugels.
Het onderzoeken van begrippen als oneindigheid en eeuwigheid in zijn werk zou je met een gerust hart een obsessie van Escher kunnen noemen. Op talloze manieren onderzocht hij hoe het vaste kader van zijn houtblok of lithosteen toch de suggestie van onbegrensdheid op kon roepen. Een van de manieren waarop hij dit deed was door met diepte en perspectief te spelen. Door te variëren met de dikte van lijnen, formaten van onderwerpen en voorgrond versus achtergrond bereikte hij in een aantal werken dat gevoel van de onbegrensde ruimte.
Hoewel hij al vroeg in zijn carrière gefascineerd was door het principe van de regelmatige vlakverdeling dook Escher er in 1936 pas echt met volle kracht in. Toen begon een periode waarin hij talloze experimenten uitvoerde met manieren waarop een vlak gevuld kon worden met patronen van geometrische vormen. Dat deed hij in de vorm van tekeningen die hij maakte in schriften zodat hij grip kreeg op het onderzoeksproces.
In dat proces, en daar zit de grote kracht van M.C. Escher, wist hij die geometrische vormen om te zetten in herkenbare figuren.
Op 16 november 1953 houdt Escher een lezing voor de 'Vrienden van het Stedelijk Museum' in Alkmaar, ter gelegenheid van een tentoonstelling van zijn werk. In die jaren lukt het Escher regelmatig om te exposeren in musea, galerieën en universitaire instituten. Vaak in gezelschap van twee of meer collega's uit de vereniging van Nederlandse Grafici. Meestal gaat dit vergezeld van een lezing over zijn eigen werk. Hoewel hij in 1947 in een brief aan zijn vriend Bas Kist schreef geen groot spreker te zijn, ontpopte hij zich in de jaren daarna tot juist dat. Zijn lezingen trekken volle zalen en Escher blijkt zijn prenten zeer helder en boeiend toe te kunnen lichten.
Eind 1933 begon Escher voorzichtig de mogelijkheden af te tasten om zijn werk toe te passen op commerciële opdrachten. De eerste vorm waar hij aan dacht was het ontwerpen van inpakpapier. Dit hoopte hij te verkopen aan een paar grote warenhuizen: de Bijenkorf, Gerzon, Zingone en Korall. Met hun logo als motief maakte hij een aantal verschillende herhaalpatronen die op inpakpapier gedrukt zouden kunnen worden. Ook experimenteerde hij met de namen door ze op speelse manieren in elkaar te laten grijpen.
Begin november 1957 legt Escher de laatste hand aan zijn houtgravure en houtsnede Draaikolken. Hij gebruikte hiervoor een nieuwe druktechniek; hij sneed één blok, dat hij op hetzelfde stuk papier in twee kleuren afdrukte.
Twee rijen kop aan staart zwemmende vissen vullen samen de ruimte. De rode rij heeft exact dezelfde vorm als de grijze, maar is 180 graden gedraaid.
Mede onder invloed van zijn vriendschap met Bas Kist ging Mauk Escher zich in 1917-18 steeds meer toeleggen op zijn tekenkunsten. In Bas had hij een gelijke gevonden die net zo veel tekende. Samen gingen ze ook op zoek naar de geheimen van de linoleum- en houtsnede. Tekenen en druktechniek waren voor de twee belangrijker geworden dan school.
Mauk stuurde afdrukken van zijn eerste linoleumsneden naar de gerenommeerde schilder, etser en houtsnijder R.N. Roland Holst (1868-1938).
Terwijl Europa aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog stond, begon Escher in oktober 1939 aan zijn grote 'Metamorphose II' (19,5 x 400 cm). Hij werkte er bijna zes maanden onafgebroken aan. In die maanden schreef hij meerdere brieven aan zijn vriend Hein 's-Gravezande waarin zijn obsessie met de houtsnede duidelijk naar voren kwam. Zo schreef hij gedetailleerd over zijn bedoelingen en werkwijze en hij associeerde vrijelijk over de mogelijke betekenis van de kleuren, de vissen, de bijen, de vogels en de (saraceense?) toren.
De magazines Time en Life publiceerden in 1951 een interview met M.C. Escher, beiden gemaakt door de journalist Israel Shenker. Die publicaties hadden de internationale interesse voor zijn werk al aangewakkerd, maar in 1954 zou het pas echt uit de hand lopen. In september had Escher al een succesvolle solotentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam gehad. In oktober gevolgd door een net zo geslaagde in de Whyte Gallery in Washington D.C. Hij verkocht er 86 van de 114 prenten (voor ruim 13.000 gulden), een resultaat dat nog nooit door een Nederlandse graficus in de VS was behaald.
Op 6 september 1919 begon Maurits Escher met zijn lessen in de bouwkunde aan de in 1879 opgerichte School voor Bouwkunde en Sierende Kunsten aan de Dreef in Haarlem. Na een week had hij al een ingrijpende beslissing genomen: hij ging stoppen met bouwkunde en hij zou overgaan op de studie grafische kunsten.
Die beslissing werd vooral ingegeven door de steun van zijn grafische leraar Samuel Jessurun de Mesquita. Die zag het talent van de 21-jarige, die hem die week wat van zijn werk had laten zien.
In oktober 1956 maakte Escher de houtgravure Kleiner en kleiner. Het is de meest gedetailleerde van al zijn werken. De ultieme getuigenis van zijn kunnen.
In zijn eigen woorden:
"Het oppervlak van elk reptielvormig element van dit patroon wordt systematisch en continu gehalveerd in de richting van het centrum, waar theoretisch zowel het mateloos kleine formaat als het oneindig grote aantal wordt bereikt. In de praktijk echter komt een houtgraveur gauw aan het einde van zijn doorzettingsvermogen. Hij is afhankelijk van vier factoren: de kwaliteit van zijn houtblok, de scherpte van zijn instrument, de vastheid van zijn hand en zijn gezichtsvermogen (goede ogen, veel licht en een sterk vergrotende lens). In het onderhavige geval werd de halvering der figuren ad absurdum doorgevoerd. Het kleinste dier dat nog een kop, een staart en vier poten heeft, is circa 2 mm lang."
In de herfst- en wintermaanden van 1930-1931 was Escher bijzonder productief. In het voorjaar had hij een reis door de Italiaanse provincies Campanile en Calabrië gemaakt, samen met zijn vrienden Giuseppe Haas-Triverio, Roberto Schiess en Jean Roussett. Zijn indrukken werkte hij van oktober tot februari uit in een hele serie houtsnedes en litho's. 13 stuks in totaal. De houtsnede van Palizzi in Calabrië is de eerste van de serie.
Escher heeft het onherbergzame eiland Corsica meerdere malen bezocht. Hij was gefascineerd door de rotsformaties, de hoogteverschillen, de bergmassieven, kloven, rivieren, baaien en kusten. Hij maakte er vele tekeningen en foto's en zijn reizen hebben tot een hele serie houtsnedes, houtgravures en litho's geleid.
Het is Dierendag, dus aandacht voor dieren in het werk van Escher. Moeilijk is het niet om er eentje te vinden. Het wemelt ervan in zijn werk, vooral in zijn vele vlakvullingen. Op talloze manieren weet hij vogels, vissen, hagedissen, paarden, honden, vlinders en allerlei soorten insecten aan elkaar te verbinden.
Vanwege onze laatste wissel, waarbij een aantal werken uit zaal 1 naar het depot is gegaan, is er nu een bijzondere serie van bij elkaar horende werken te zien: 9 (van de 25 in totaal) houtsnedes uit de Emblemata serie die Escher in 1931 heeft gemaakt.
Eerder lieten we hier al Paddenstoel zien uit die serie. Vandaag is er aandacht voor Vlinder. Hierin plaatst Escher een vlinder (een kleine vos, een koninginnenpage, wie weet het?) in een rijkgeschakeerd palet van bloemen en planten.
In september 1941 begon Escher aan de houtsnede Vissen, het eerste werk dat hij maakte in zijn nieuwe woonplaats Baarn. In zijn agenda schreef hij precies op hoe het proces verliep.
12 sep: 'bij nacht visschen-houtsnee-idee.'
13 sep: 'ermee begonnen.'
07 okt: '1e plank Visschen begonnen.'
16 okt: '2e plank Visschen begonnen.'
23 okt: '3e plank Visschen begonnen.'
De bevrijding van mei 1945 werkte voor Maurits Escher persoonlijk maar ook als kunstenaar bevrijdend. In de 2e helft van dat jaar maakte hij Balkon, Dorische zuilen, Drie bollen I en een houtsnede voor de Tijdelijke Academie in Eindhoven. Hij was ook nog bezig met de litho Toverspiegel, die in januari 1946 af zou zijn. In Drie bollen I, van september dat jaar, demonstreert hij op uiterst secure manier hoe je een driedimensionale vorm op het platte vlak kunt suggereren.
In september 1935 maakte M.C. Escher een houtsnede voor zijn neef ir. Anne Escher (1895-1971). Die was oprichter en directeur van Ir. Escher’s Constructiewerkplaatsen en Machinefabriek N.V. Het in 1925 opgerichte bedrijf zou uitgroeien tot een groot metaalbewerkingsbedrijf dat in de jaren 50 de grootste fabriekshal in Den Haag had.
In 1930 was de fabriek begonnen met het toepassen van elektrisch lassen. Maurits Escher gebruikte de lasser met zijn kenmerkende kap voor de houtsnede die als logo moest dienen voor het drukwerk van zijn neef.
In september 1956 ontwierp Escher een nieuwjaarskaart voor de PTT. Het motief met de gevleugelde enveloppen zou hij later (in iets aangepaste vorm) hergebruiken toen diezelfde PTT hem in 1967 vroeg of hij zijn Metamorphose II kon 'verlengen'. De bestaande 4 meter zou 7 meter moeten worden.
Op 2 september 1954 werd in Amsterdam het Internationaal Mathematisch Congres geopend. Dit is de grootste wiskundige conferentie ter wereld, eens in de vier jaar gehouden, waarop de beroemde Fields-medaille wordt uitgereikt. Ter gelegenheid van het IMC werd in het Stedelijk Museum een grote eenmanstentoonstelling over Escher gehouden. Het organisatiecomité, onder leiding van de Amsterdamse wiskundige professor N.G. de Bruijn, plaatste Escher op een voetstuk als een unieke schakel tussen kunst en wiskunde.
We hebben deze week een kleine wissel gehad. Een aantal werken in zaal 1 is naar het depot gegaan. Daarvoor in de plaats hangt nu een serie van bij elkaar horende werken: 9 houtsnedes uit de Emblemata serie die Escher in 1931 heeft gemaakt. Het is een bijzondere kans om zoveel van deze 'plaatjes met praatjes' bij elkaar te zien. Het zijn namelijk werken die voorzien zijn van een motto en een gedicht.
In december 1938 krijgt Escher van de Staat der Nederlanden een opdracht om 10 houtsneden van Delft te maken voor een boekpublicatie. Daar stond een flink bedrag tegenover: 800 gulden (ongeveer €7.500 nu). De inspiratie voor die opdracht kwam van de serie die Escher in 1934 had gemaakt over Rome bij nacht. Het boekje is er nooit gekomen maar de houtsnedes wel. Het resultaat is bijzonder omdat het de enige keer is dat hij een serie heeft gemaakt over een Nederlandse stad.
De vakantietijd is een periode van ontspanning, plezier en genieten. Voor de jachtige mens van nu, maar ook voor M.C. Escher. In de zomermaanden was hij vrijwel nooit aan het werk. Hij was met zijn gezin in Zwitserland, Frankrijk of in Italië, ging op vakantie met Jetta of met een van zijn zonen of maakte zeereizen met zijn vrouw of met vrienden. Of hij ging naar Nederland.
Op 13 augustus 1923 opent de eerste solotentoonstelling van Escher, in het 'Circolo Artistico' in Siena. Het is een mijlpaal maar Escher heeft er weinig aandacht voor. Hij is verliefd op Jetta Umiker en al zijn gedachten en inspanningen zijn op haar gericht.
Op 9 augustus 1957 gaat Escher aan boord van de s.s. Luna, die geladen wordt aan de Amsterdamse Surinamekade. Hij zal ruim zes weken doorbrengen aan boord van dit vrachtschip, dat een reis maakt naar en over de Middellandse Zee langs een aantal havens in Griekenland.
Het is vandaag Wereld Kattendag. Dat zal vast weer tot een overdaad aan schattige kattenfilmpjes leiden, maar wij doen het met een werk van Escher. Hij heeft een aantal katten (en katachtigen) afgebeeld in zijn lino's en houtsnedes, vooral in zijn jonge jaren. Soms als onderwerp, soms ook als detail.
In augustus 1946 maakt Escher een mezzotint van een gemummificeerde kikker. Het is een techniek die hij zelden gebruikt, ondanks de de subtiele verschillen in toon die er mee mogelijk zijn. De keuze voor het onderwerp en de compositie zijn atypisch voor deze periode, waarin hij veel experimenteert met vlakvullingen en geometrische vormen. Het kikkerskelet beeldt hij juist af zoals hij het ziet. Hij drukt het werk zelf af, op zijn eigen pers in een oplage van 24 exemplaren.
Vandaag is de sterfdag van Johann Sebastian Bach. Op 28 juli 1750 overleed de Duitse componist in Leipzig. Maurits Cornelis Escher was groot fan.
"Ik geloof dat er geen muziek is die mij zo ontroert.."
schreef hij op zijn 22ste aan een vriendin over de composities van Bach.
‘".menige prent in mijn gedachten kreeg vaste vorm, terwijl ik luisterde naar de heldere logische taal die hij spreekt, terwijl ik dronk van de klare wijn die hij schenkt."
Bach-kenners zal het niet verbazen dat Escher verzot was op deze muziek. Het grafische werk van de kunstenaar en de composities van Bach vertonen op abstracte wijze overeenkomsten.
Op 23 juli 1926 wordt George Arnold Escher geboren, de eerste van de drie zonen van Maurits en Jetta. Hij werd vernoemd naar grootvader Escher en naar Nol, Maurits' broer die het jaar daarvoor verongelukt was tijdens een bergwandeling.
"Het is een adorabel, lief en mooi kind. Volstrekt geen mormel"
meldde Maurits zijn ouders.
Vakantie! Ontspannen, ontsnappen, ontdekken. Vakantie biedt altijd een nieuw perspectief. Een frisse blik op het dagelijks leven, meer kennis van andere culturen, of simpelweg meer waardering voor de gerieflijkheid van het eigen huis. Het kan ook letterlijk een ander perspectief bieden: de blik vanuit het vliegtuig. Escher, een meester in spelen met perspectief, had in de jaren 30 weliswaar nog nooit in een vliegtuig gezeten, maar hij kon zich al prima verplaatsen in dit bijzondere perspectief.
Dit is Vlakvulling II, een litho uit juli 1957 zonder onderliggend systeem. De vormen schieten alle richtingen op. Het is wellicht de meest vreemde prent uit Eschers oeuvre.
In geen ander werk komen zo veel verschillende dieren, mensen, saters en andere bizarre levensvormen voor: 21 zwarte en 19 witte. Zes vissen, vier vogels, zeven mensachtigen, een mediterende boeddha, twee duivels, een walrus, een olifant, een aap, een kikker, een dromedaris, een kangoeroe, een kreeft, een vogelbekachtig schepsel, een draak, een eenhoorn, een slang, verschillende hondachtigen, een balkende ezel, een schildpad en een slak met zijn huis op zijn rug. En een gitaar.
Op 4 juli 1935 verhuist het gezin Escher van Rome naar het Zwitserse Château-d’Oex. Noodgedwongen. Maurits wilde graag in Italië blijven maar hij had het steeds moeilijker met het opkomende fascisme. Toen zijn zoons in Mussolini-uniformen moesten gaan lopen was de maat vol.
Maar er was nog een reden. Bij hun jongste zoon Arthur werd tbc geconstateerd en het was beter voor zijn gezondheid als ze naar de bergen verhuisden. Nina, de zuster van Jetta, woont al met haar gezin in Zwitserland en zo kwam Château-d'Oex in beeld. Dit plaatsje ligt ten oosten van het meer van Genève en is omringd door hoge bergen. Het stille geïsoleerde Château-d'Oex verschilde in alles van het hectische Rome. Maurits en Jetta hadden grote moeite met de overgang, maar de kinderen konden prima aarden. Maurits stortte zich op zijn werk en juist vanwege het isolement in Zwitserland maakte hij veel vorderingen. Toch verhuisde het gezin twee jaar later al weer, nu naar het Belgische Ukkel.
Na hun vakantie bij de Schiblers in Steckborn reist het gezin Escher eind juni 1931 door naar Nederland. Jetta en de kinderen zouden er tot 1 en Maurits tot 18 september blijven. In deze drieënhalve maand werkte Escher aan zijn techniek en breidde die ook uit. Zo bracht hij een bezoek aan graficus, schilder en tekenaar Fokko Mees. Die leerde hem de mogelijkheden van het bewerken van kopshout met een burijn, de techniek dus van het houtgraveren. Escher kocht een graveerburijn met een loep om dit zeer fijne werk te kunnen maken. Het eerste resultaat was een uitnodigingskaart voor zijn tentoonstelling bij kunsthandel Liernur in Den Haag. Hij gebruikte de Leeuw van Sint Marcus op het piazza in Ravello als motief.
Zomer! Het is de langste dag van het jaar. Escher in Het Paleis wenst iedereen prachtige weken toe met veel zon en ontspanning. Maurits Escher zelf geeft het goede voorbeeld.
In juni 1931 was hij met zijn gezin in het Zwitserse Steckborn. Daar woonden Jetta's zus Nina en haar man Oskar Schibler, bij wie ze vaak hun zomervakanties doorbrachten. Het huis van de Schiblers lag aan het meer van Konstanz. Op deze pagina uit zijn eigen fotoalbums zien we Maurits met zijn zonen in de kano op het meer, genietend van de zomerzon en de heerlijke Zwitserse berglucht.
Vaderdag! Maurits Cornelis Escher was een kunstenaar maar hij was ook echtgenoot en vader. Uit zijn huwelijk met Jetta werden drie zonen geboren: George Arnold (23 juli 1926), Arthur Eduard (8 december 1928) en Jan Christoffel (6 maart 1938). Op de foto zien we hem ontspannen met oudste zoon George (die dan net twee is), samen in een strandstoel in de tuin.
Vandaag is Eschers geboortedag! Op 17 juni 1898 om 7.15 werd Maurits Cornelis Escher geboren in het kapitale huis van zijn ouders in Leeuwarden, in wat nu Keramiekmuseum Princessehof is. Niet dat hij zelf zoveel had met verjaardagen. Hij vond altijd dat het leven veel te kort duurde om alles te maken wat hij wilde maken.
Op 16 juni 1924 trouwt Maurits Escher met Jetta Umiker in de Italiaanse kustplaats Viareggio. Deze oudste dochter van de Zwitserse zakenman Arturo Umiker en de Italiaanse Enrichetta Cataneo was een ingetogen meisje dat hij ruim een jaar eerder in Ravello had leren kennen. Maurits was gefascineerd door de melancholische en ziekelijke Jetta. Hij dacht dat ze ongelukkig was en de verliefde jongeman hoopte haar gelukkig te maken. Niet direct door met haar te trouwens, overigens.
George Arnold Escher was 96 jaar oud toen hij op 14 juni 1939 overleed. Dat zijn dood nabij was, was dan ook geen verrassing voor zoon Maurits. Toch voelde het overlijden van zijn vader als een schok. Maurits was de laatste van vijf zonen (twee daarvan uit een eerder huwelijk) van vader Escher.
In mei 1933 maakte Escher een tocht over Corsica met zijn vrienden Giuseppe Haas-Triverio en Roberto Schiess. Op het toen nog woeste en onhergbergzame Corsica woonden destijds nog geen honderdvijftigduizend mensen. In een kleine vijf weken trokken de vrienden het eiland over. Te voet, per rijtuig en per bus*. Van het middeleeuwse stadje Nonza maakte Escher in de winter daarop een litho.
Op 6 juni 1935 ontvangt vader Escher een brief van zijn zoon waarin die meldt dat een rijke architect 10 prenten van hem heeft gekocht voor 900 lire. Daarvan kan hij bijna de kosten van de reis naar Sicilië betalen, die hij op dat moment maakt. Het is een hoogtepunt in wat voor Escher financieel gezien een rampjaar zou worden. Welke prenten Escher destijds aan de architect heeft verkocht, is niet bekend. Amalfitaanse kust, uit november 1934, is zeker een goede optie.
Op 31 mei 1919 werd Maurits Escher afgekeurd voor militaire dienst. Daarmee werd zijn plan om de HBS af te ronden, gedwarsboomd. Omdat hij gezakt was voor zijn eindexamen en dienstplichtigen alleen voor de onvoldoende vakken herexamen hoefden te doen, kon hij op die manier alsnog zijn diploma halen. Tijdens zijn diensttijd zou hij dan al in Delft met zijn studie voor bouwkundig ingenieur kunnen beginnen. Maar door zijn afwijzing zou hij nooit examens in Delft af kunnen leggen.
In mei 1954 werkt Escher aan Omhulsel. Hij is geïnspireerd door The Invisible Man, een sciencefictionroman uit 1897 van de Britse auteur H.G. Wells. Daarin is een onzichtbare man slechts zichtbaar door de omhulsels die hem bedekken. Escher maakt er zelf een vrouw van. Hij zocht een tijd naar de juiste compositie, met echtgenote Jetta als voorbeeld. In 1954 maakt hij eerst twee voorstudies om in mei 1955 tot een eindresultaat te komen.
Ontmoeting, van mei 1944, en Reptielen zijn de bekendere werken die Escher tijdens de oorlog heeft gemaakt. Hij beschrijft Ontmoeting zo:
'Uit de grijze wanden van een achterwand ontwikkelt zich een gecompliceerd patroon van witte en zwarte mensfiguurtjes. Aangezien mensen die willen leven op z'n minst een vloer nodig hebben om op te lopen, werd er een voor hen ontworpen, met een cirkelvormig gat in het midden opdat nog zoveel mogelijk van de achterwand zichtbaar blijft. Daardoor zijn zij tevens gedwongen om in een kring te lopen en elkaar op de voorgrond te ontmoeten: een witte optimist en een zwarte pessimist die elkaar de hand reiken.'
Gedurende 1937, 1938 en 1939 raakt Escher steeds meer gefascineerd door vlakvullingen, kringlopen en transformaties. In korte tijd maakt hij Metamorphose I, Ontwikkeling I, Dag en nacht, Kringloop, Lucht en water I en II en Ontwikkeling II. Allemaal houtsnedes, op Kringloop na. Deze prent uit mei 1938 is de enige litho.
Nadat Escher een deel van de bootreis met de Rossini langs de Italiaanse kust alleen heeft afgelegd, voegt zijn vrouw Jetta zich op 11 mei 1936 bij hem. Ze brengen een dag door in Genua waarna ze op 13 mei doorvaren naar Savona. Omdat ze daar maar kort liggen, gaat Escher niet van boord. Hij maakt een foto van een bootje dat naast de Rossini ligt vanuit de patrijspoort van hun hut.
In 1946 verdiept Escher in de mezzotint, een voor hem nieuwe techniek die hem boeit door de grote nuancering van licht naar donker die ermee te bereiken is. Hij maakt een aantal werken op basis van dit procedé, dat ook wel zwarte kunst wordt genoemd.
Begin 1955 werkt Escher aan een opdracht voor een bevrijdingsprent voor de viering van de 10e verjaardag van de bevrijding op 5 mei van dat jaar. Hij heeft er gemengde gevoelens bij, schrijft hij in een brief aan zoon Arthur:
"t Is maar wat je een opdracht noemt, want, als ik als ik het werk aanvaard, dan moet ik dat, voor m'n fatsoen, gratis doen. De vraag voor mij is, of het hele geval me niet te veel tijd in beslag gaat zal nemen, omdat ik nu eenmaal niet snel kan werken. Er zal eventueel een enorme oplage gedrukt worden (..), ik moet dus terdege op mijn tellen passen en niet 'maar zo' een prentje in elkaar flanzen. Ik krijg een maand bedenktijd en kan er dus nog van af, maar ik vrees dat ik wel zal moeten."
Op 27 april 1936 scheept Escher zichzelf vanuit het Italiaanse Fiume in op vrachtschip de Rossini. Eerder was hij per trein vanuit woonplaats Chateau d'Oeux naar Triëst gereisd. Met de Rossini vaart hij naar Venetië, Ancona en Bari. Op 2, 3 en 4 mei is hij in de Siciliaanse havenplaats Catania.
Van 2 tot 16 mei 1926 exposeert Escher 22 houtsnedes en zo'n 40 tekeningen in de zalen van het Palazetto Venezia in Rome. Hij maakt er dit affiche voor.
Op 27 april 1932 was Escher in het Siciliaanse Patti, samen met reisgenoot Giuseppe Haas-Triverio. De 22e vertrokken ze uit Rome waarna ze via Napels naar Palermo reisden. In vier weken maakten ze een intensieve rondreis over het eiland om uiteindelijk op 20 mei weer terug te keren naar de Italiaanse hoofdstad.
Vol indrukken, met een map vol tekeningen en een serie foto's. De tekeningen en de foto's zou Escher in de maanden daarna gebruiken als uitgangspunt voor een aantal nieuwe werken. De foto in Patti, andere foto's, een aantal tekeningen en diverse houtsnedes en litho's waren te zien in onze tentoonstelling Escher, close up.
Op 22 april 1932 vertrekt Maurits Escher naar Italië, samen met zijn vriend en schilder Giuseppe Haas-Triverio. Hun bestemming: Sicilië. Op het plein voor de kerk in Gangi vragen een paar straatjongens of ze soms dode priesters willen zien.
Vogels keren regelmatig terug in het werk van Escher, meestal in een van zijn vele vlakverdelingen. Zo ook in Zon en maan, een houtsnede uit april 1948. Toch is er iets bijzonders aan deze.
Om de vlakverdeling optimaal te krijgen, zijn de vogels, vissen, reptielen en andere vormen vaak hetzelfde. Maar de veertien witte en veertien blauwe vogels in deze prent zijn allemaal anders.
Rond 1946 raakte Escher gefascineerd door strakke meetkundige ruimtefiguren. Hij was geboeid door de regelmaat en de noodzakelijkheid van deze vormen, die voor de mens geheimzinnig zijn en niet helemaal te doorgronden. Hij werd daarin gestimuleerd door zijn broer, de geoloog prof. dr. Berend George Escher, die hem een exemplaar van zijn standaardwerk Algemene Mineralogie en Kristallographie (1935) gaf.
Escher maakte vanuit die fascinatie zowel hele kleine werelden (kristallen) als hele grote (sterren en planeten). Een van de mooiste planeten is Viervlak-planetoïde uit april 1954.
In 1922 maakt Escher eerst een reis naar Italië en in de herfst gaat hij per vrachtboot naar Spanje. Maar nog is zijn reishonger niet gestild. In november reist hij opnieuw naar Italië. Eerst naar Genua en Pisa, en op 15 november is hij weer in Siena. Hij is verrukt over het lichte blauw van de hemel boven de heuvels in Toscane. Hij is gelukkig.
Maurits Escher is al meerdere malen in Italië geweest, maar wanneer hij op 5 april 1922 in de trein stapt richting Florence is het toch anders. Waar eerder zijn ouders met hem mee reisden, wordt hij nu door zijn vrienden Jan van der Does de Willebois, Bas Kist en Jans zuster Alexandra (Lex) vergezeld.
In april 1980 wint Douglas R. Hofstadter de Pulitzerprijs voor fictie met zijn populairwetenschappelijke boek
Gödel, Escher, Bach: Een eeuwige gouden band.
Een metaforische fuga op mensen en machines in de geest van Lewis Carroll.
De thema's muziek, wiskunde, leven en intelligentie zijn in Gödel, Escher, Bach verweven op een manier die doet denken aan de fuga's van Bach of aan de prenten van Escher: thema's en patronen worden herhaald, keren op een vervormde wijze terug of gaan onverwachte verbanden aan. Daarnaast is het boek gewijd aan de wiskundige onvolledigheidsstelling van Kurt Gödel. Het zit vol zelfreferenties, woordspelletjes en puzzels. Het is een ambitieus boek dat niet op alle fronten is geslaagd maar het optimisme van Hofstadter en zijn drang de enorme veelheid aan kennis in de wereld te verkennen, maken dat je het steeds opnieuw wil lezen.
Hol en bol (maart 1955) heeft nachtmerrie-achtige kwaliteiten: waar is de ingang; gaan we naar boven of naar beneden; zijn we binnen of buiten?
In de eerste maanden van 1934 werkt Escher aan een reeks prenten van Rome bij nacht.
'Dat verwonderlijke prachtige nachtelijk Rome, waarvan ik zoveel meer houd dan van dezelfde architectuur overdag.'
Lente! Het leven begint, opnieuw. In de winter van 1925/1926 werkte Escher aan een serie van zes houtsnedes over de schepping, 'I sei giorni della creazione'.
De serie kon op veel waardering rekenen, zowel in Nederland als in Italië waar hij ze in mei 1926 exposeerde. Escher sloot de serie af met een houtsnede waarop hij de titels had verzameld en die bekroond werd met een groep vogels.
Escher heeft een aantal prenten gemaakt gebaseerd op het concept van de Möbius band, ontdekt door de Duitse mathematicus en astronoom Ferdinand Möbius (1790-1868).
Een Möbiusband is een ruimtelijk figuur dat onmogelijk lijkt maar toch echt kan bestaan. Escher speelde er al voorzichtig mee in zijn houtsnede Ruiter uit 1946 en zijn houtgravure Zwanen uit 1956. Band van Möbius I uit maart 1961 is de eerste volledige versie, waarin drie slangen elkaar in de staart bijten.
Escher bezocht Sicilië toen het nog ongerept was. Hij was er voor het eerst in het voorjaar van 1932, samen met zijn vriend en schilder Giuseppe Haas-Triverio.
Een van de plaatsen die ze bezochten is het klooster bij de kathedraal van Monreale. De kloostergang wordt beschouwd als een van de mooiste in Italië. In maart 1933 maakte Escher een houtgravure die is gebaseerd op dit bezoek.
Op 6 maart 1938 wordt Jan Escher geboren. Na George (1926) en Arthur (1928) is dit de derde zoon van Maurits en Jetta, een nakomertje. Net als voor Arthur maakt Escher zelf het geboortekaartje.
In maart 1932 maakt Escher een litho van een leeuw. Daar zit een verhaal achter.
In maart 1958 maakt Escher een achthoekige houtsnede met als titel Levensweg I. Pijlstaartroggen zwemmen rond in cirkels die steeds kleiner worden naarmate het hart van de compositie nadert.
In februari 1950 maakte Escher de litho Tegenstelling (Orde en chaos). In het midden van de prent is een perfect symmetrisch ruimtelijk figuur te zien: een vrijwel transparante sterdodecaëder die is samengevoegd met een glazen bol. Het object is omgeven door een ratjetoe aan gebroken of anderszins rommelige alledaagse objecten.
De titel zegt het al: het heldere kristal staat voor orde en regelmaat en de objecten daaromheen geven de chaos weer. Terugkijkend lijkt het alsof Escher iets voorvoelde toen hij deze prent maakte. Vanaf de jaren 50 zou zijn bekendheid sterk toe nemen en daarmee ook de chaos die op hem af kwam.
Escher maakte in de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw vaak lange tochten door Italië ter inspiratie voor zijn werk. Samen met bevriende kunstenaars bezocht hij in de lente en de zomer ongerepte streken en maakte dan schetsen. In de winter daarop werkte hij een selectie daarvan uit tot prenten. In februari 1931 maakte hij deze litho van Santa Severina.
"Ik ben druk bezig met het overdenken van een alleraardigste opdracht die de PTT mij misschien wil geven."
Dit schrijft Escher in juni 1967 aan zijn oudste zoon George in Canada. De vraag was of hij zijn 4 meter lange Metamorphose II met nog eens 3 meter uit kon breiden. Voor het Hoofd Postkantoor aan het Kerkplein in Den Haag liet de Esthetische Dienst der PTT deze nieuwe 7 meter lange Metamorphose III vergroten tot 48 meter.
In maart 1923 ontmoet Escher het Zwitserse gezin Umiker in Ravello, Italië. Hij wordt verliefd op de jongste dochter Jetta. Maurits is gefascineerd door het mysterieuze meisje, met wie hij in gebroken Italiaans spreekt. Op 12 juni 1924 trouwen ze in Viareggio.
Escher was voor het eerst op Sicilië in het voorjaar van 1932, samen met zijn vriend en schilder Giuseppe Haas-Triverio. Van Palermo reisden zij naar de kust, rond de Etna, naar Randazzo en bezochten ze de lavaformaties bij Bronte. In iets meer dan een maand maakte hij wel drieëntwintig schetsen. En natuurlijk talloze foto’s.
In de legende van Ys wordt een onder de zeespiegel gelegen mythische stad voor de Bretonse kust slachtoffer van de golven als de door liefde verblinde koningsdochter de poorten opent voor haar minnaar en het water binnenstroomt. Volgens de legende doemen de contouren van de verzonken kathedraal nog af toe op uit de mist en lijken de klokken nog te luiden.
In het Escher-archief van het Gemeentemuseum Den Haag ligt een klein voorleesboekje uit 1898, Eschers geboortejaar. De zonen van Escher werden veel door hun vader uit dit boek voorgelezen.
Oudste zoon George heeft sterke herinneringen aan de:
"koortsige nachten, liggende in mijn kinderbedje, terwijl vader, voorlezende bij het licht van een half toegedekte lamp, mij in slaap probeerde te krijgen."
Hij noemt speciaal het verhaal 'de Verloren Prinses' waarvan het slot de inspiratie zou vormen voor voor de prent Luchtkasteel uit januari 1928. Oud-conservator Mickey Piller gaat op zoek naar het ontstaan van deze bijzondere houtsnede.