
Prenten en tekeningen
introtekst..

1919
Zelfportret
Op 6 september 1919 begon Maurits Escher met zijn lessen in de bouwkunde aan de in 1879 opgerichte School voor Bouwkunde en Sierende Kunsten aan de Dreef in Haarlem. Na een week had hij al een ingrijpende beslissing genomen: hij ging stoppen met bouwkunde en hij zou overgaan op de studie grafische kunsten.

1919
Een bijzonder huisdier: Witte poes
Escher in Het Paleis is altijd op zoek naar werk van M.C. Escher om de collectie mee te verrijken. Op ons verlanglijstje staat al jaren een klein aantal prenten van Escher die we nog niet in het bezit hebben, maar deze zijn zeldzaam en moeilijk om aan te komen. Hoog op het lijstje stond Eschers houtsnede Witte poes (1919), een liefdevol werk dat Escher maakte van zijn huisdier tijdens zijn studententijd in Haarlem.

Oktober 1922
Wandmozaïek in het Alhambra
Op 20 oktober 1922 maakt Escher een tekening die met terugwerkende kracht een grote invloed op zijn leven zou hebben. Hij maakte die herfst zijn eerste zeereis per vrachtschip, van Amsterdam naar de Spaanse havenstad Málaga. Ook legde het schip aan in Alicante en Taragona, waarna Escher per trein doorreisde naar Barcelona, Madrid, Avila, Toledo en Granada. Daar bezocht hij het prachtige Alhambra.

1923
Affiche voor eerste solotentoonstelling
Op 13 augustus 1923 opent de eerste solotentoonstelling van Escher, in het 'Circolo Artistico' in Siena. Het is een mijlpaal, maar Escher heeft er weinig aandacht voor. Hij is verliefd op Jetta Umiker en al zijn gedachten en inspanningen zijn op haar gericht.

1923-1954
De palmbomen van Escher
Maurits Cornelis Escher zag iets heel speciaals in de iconische palmboom. Hij heeft zich er nooit over uitgelaten, maar het is opvallend hoe vaak deze terugkeert in zijn werk. In juli 1923 maakte hij de eerste, een gestileerde palmboom met bladeren als parasols, hangende trossen met palmvruchten, de geschubde stam en een aureool dat de boom lijkt te omgeven.

Maart 1927
Zondeval
Zondeval toont Adam en Eva in het Paradijs op het moment dat ze tegen Gods wil in toch van de boom van kennis van goed en kwaad gegeten hebben. Daartoe waren ze verleid door de duivel die in de vorm van een slang eerst Eva overtuigde, waarna ook Adam van de vruchten at. Escher beeldt het tweetal af als Adam net gegeten heeft van de appel en vol afschuw op de grond is gaan zitten, wetende dat ze een grote fout gemaakt hebben.

Januari 1928
De roeitocht naar het Luchtkasteel
In het Escher-archief van het Kunstmuseum Den Haag (voormalig Gemeentemuseum) ligt een klein voorleesboekje uit 1898, Eschers geboortejaar. Hij las er veel uit voor aan zijn zonen. Gezien de publicatiedatum zou je je kunnen voorstellen dat zijn vader dat ook aan hem had gedaan. In het kinderboek staat een verhaal dat de inspiratie vormt voor een houtsnede uit januari 1928: Luchtkasteel.

Februari 1928
Staat van verwarring (Toren van Babel)
Verwarring zaaien. Dat was wat God voor ogen had, toen hij de mensen die een toren tot in de hemel aan het bouwen waren allemaal andere talen liet spreken. Binnen de kortste keren was het een chaos en de bouw werd dan ook direct gestaakt. Want als je niet meer met elkaar kunt praten, hoe moet je dan samen op zulke hoogte verder bouwen?

Oktober 1928
Citadel van Calvi
Escher heeft het onherbergzame eiland Corsica meerdere malen bezocht. Hij was gefascineerd door de rotsformaties, de hoogteverschillen, de bergmassieven, kloven, rivieren, baaien en kusten. Hij was bijzonder gecharmeerd van het in het noordwesten van Corsica gelegen stadje Calvi. Vooral de op een landtong gelegen citadel fascineerde hem.

Juli 1929
Eerste litho en Schaffhausen
Tussen 1927 en 1938 bracht het gezin Escher vrijwel elke zomer een periode door in het Zwitserse Steckborn, bij Jetta’s zus Nina en haar man Oskar Schibler. In het voorjaar van 1929 had Escher al een trip gemaakt naar de Italiaanse Abruzzen. De tocht leverde 28 tekeningen op, waarvan hij er een in Steckborn uitwerkte tot een litho, zijn eerste van een Italiaans landschap.

Oktober 1929
Een mysterieus landschap: Pettorano sul Gizio
Publiekslieveling Belvédère (1958) heeft een magische kracht die miljoenen liefhebbers van Eschers werk over de hele wereld raakt. Waar je op het eerste gezicht naar een fantasierijk gebouw denkt te kijken, daar blijkt het bouwwerk bij een tweede blik onmogelijk te zijn. Niet alleen de voorgrond van Eschers litho is raadselachtig, het landschap op de achtergrond was dat voor lange tijd ook.

November 1929
Genazzano
In november 1929 produceert Escher een prent die nu eens niet het directe gevolg is van een reis die hij datzelfde voorjaar had gemaakt. In de jaren 1925-1936 volgt hij een vast patroon waarin hij in het voorjaar door Italië reist. In de herfst en winter die op die reizen volgen, werkt hij zijn schetsen en foto’s uit tot prenten. Maar in mei 1926 gaat dat anders.
 

1930
De Cattolica di Stilo
Tijdens de reizen die Escher in de lente en de zomer door ongerepte streken in Italië maakte was hij niet alleen bezig met genieten. De trektochten dienden ook nadrukkelijk als voorbereiding voor mogelijke prenten die eruit zouden kunnen ontstaan. Daarbij zet hij de werkelijkheid vrijwel altijd naar zijn hand. Een goed voorbeeld is de Cattolica van Stilo.

1930-1931
Palizzi, Calabrië
In de herfst- en wintermaanden van 1930-1931 was Escher bijzonder productief. In het voorjaar had hij een reis door de Italiaanse provincies Campanile en Calabrië gemaakt, waarna hij in de herfst een hele serie houtsnedes en litho's maakte. 13 stuks in totaal. De werken dragen de poëtische namen van de plaatsen die hij had bezocht: Palizzi, Morano, Pentedatillo, Stilo, Scilla, Tropea, Santa Severina, Rocco Imperiale, Rossano.

1930-1931
Pentedatillo
In het najaar en de winter van 1930-1931 werkte Escher de schetsen en foto's uit die hij in het voorjaar had gemaakt tijdens een reis door de Italiaanse provincies Campanile en Calabrië, samen met zijn vrienden Giuseppe Haas-Triverio, Roberto Schiess en Jean Rousset. Van het bergplaatsje Pentedatillo was Escher zo onder de indruk dat hij er twee houtsnedes en een litho van maakte.

1931
Vlinder (Emblemata)
De Emblemata serie bestaat uit 25 houtsnedes, waaronderVlinder. Hierin plaatst Escher een vlinder (een kleine vos, een koninginnenpage, wie weet het?) in een rijkgeschakeerd palet van bloemen en planten. Deze Emblemata waren door kunsthistoricus G.J. Hoogewerff steeds voorzien van een Latijnse spreuk en een Nederlands gedicht.

1931
Een licht in het donker
Rond 1930 was Escher niet gelukkig. Hij worstelde met zijn gezondheid, het lukte hem niet om werk te verkopen, hij had financiële moeilijkheden en hij had gebrek aan inspiratie. Hij dacht er zelfs over om zijn artistieke carrière helemaal te beëindigen. Het was de kunsthistoricus G.J. Hoogewerff die hem uit zijn dip haalde.

1931
Schuilnest
Tussen maart en juni 1931 maakte Escher zijn Emblemata, een serie kleine houtsnedes die voorzien waren van Latijnse motto’s en een Nederlands gedicht. Een van die prenten is Schuilnest. Daarop staat een vogelhuisje, hangend aan een boom. Een onschuldig beeld dat door de titel al een andere lading krijgt.

November 1931
Overdekt steegje in Atrani
Escher was gek op de grillige en verticale landschappen die hij aantrof in de Abruzzen en Calabrië, aan de Amalfitaanse kust, op Sicilië en op het Franse eiland Corsica. Hij heeft deze streken vele jaren achter elkaar en op talloze manieren doorkruist. Daarbij was er één plaatsje waar hij steeds naar terug bleef keren: Atrani.
 

1931-1932
San Giovanni, Ravello
In het voorjaar van 1931 maakte het echtpaar Escher samen een reis langs de Amalfitaanse kust. Een gebied waaraan ze beiden goede herinneringen hadden, niet in het minst omdat ze elkaar daar in 1923 hadden leren kennen. Een van de prenten die ontstond uit de reis is San Giovanni (in Campidoglio), Ravello.
 

1932-1933
Caltavuturo in de Madonische bergen
Op 22 april 1932 vertrokken Escher en zijn vriend Giuseppe Haas-Triverio voor een maand naar Sicilië, een eiland waar ze beiden nog nooit geweest waren. Een van de gebieden die ze bezoeken is de Madonie, een bergketen in Sicilië met als hoogste top de Pizzo Carbonara, met bijna 2000 meter de een-na-hoogste van Italië (na de Etna). Een prachtig gebied met uitbundige natuur en een aantal eeuwenoude stadjes en dorpjes.

Juni 1932
San Michele dei Frisoni
In juni 1932 kreeg Escher een opdracht van het Nederlands Historisch Instituut in Rome. Het instituut wilde aandacht besteden aan een kerk waarvan de zichtbaarheid door de opkomende nieuwbouw in de hoofdstad werd bedreigd. In de litho die Escher van deze San Michele dei Frisoni (de Friezenkerk) maakte, veroorlooft hij zich flink wat vrijheid. Hij beeldt namelijk niet de huidige (gebouwd in 1141) maar de eerste versie van de kerk af.

1933-1934
De Calanches van Piana
Escher was een wandelaar en een kijker. Dat zijn twee liefhebberijen die gelukkig prima te combineren zijn. In zijn Italiaanse jaren maakte hij elk voorjaar een lange trektocht door toen nog onherbergzame streken als de Abruzzen en Calabrië. Hij keek zijn ogen uit en verwonderde hij zich over de schitterende natuur en het eigenzinnige landschap dat hij daar aantrof.

Augustus 1934
(Oude) Huisjes in Positano
In mei en juni 1934 hadden Maurits en Jetta vanuit hun drukke woonplaats Rome weer een trip gemaakt naar de Amalfitaanse kust. Ze waren 10 jaar getrouwd en bezochten plaatsjes waar ze samen al eerder waren geweest. Een daarvan was Positano. In de litho die hij van het kustplaatsje maakte, zijn de typische witgepleisterde verticale huizen te zien met trappen en zogenaamde 'broodjesdaken' die toen veel voorkwamen in Midden- en Zuid-Italië.

Juli 1934
Sint-Niklaaskerk in Gent
De zomermaanden van 1934 brachten Maurits, Jetta en hun twee zoons door in het 'kunstenaarsdorp' Sint-Idesbaldus. Tijdens deze vakantie in België gingen ze ook naar de steden Gent, Brugge en Doornik. Van de kathedralen van Gent en Doornik maakte Escher nog diezelfde vakantie een houtsnede.

April 1935
Scarabeeën
Scarabeeën zijn een onderfamilie van de mestkevers. Ze verzamelen mest van herbivoren, zoals paarden en kamelen, en draaien daar ballen van waar ze hun eieren in leggen. De scarabee werd in de Egyptische mythologie als een heilig dier beschouwd omdat de Egyptenaren dachten dat de kevers spontaan uit mestballen ontstonden.

Februari 1935
Sint Pieter vanaf de Gianicolo
Direct boven de wijk Trastevere, aan de westkant van de rivier de Tiber, rijst de Gianicolo (of Janiculum) uit boven de stad Rome. Deze heuvel biedt een geweldig uitzicht over de eeuwige stad en is een geliefde plek voor stadsbewoners. Dat moet het voor Escher ook zijn geweest, vooral het park rond de Villa Doria Pamphili. In dit grootste openbare park van Rome kon hij ontsnappen aan het lawaai en de drukte van de stad.

April 1935
Droom (Mantis Religiosa)
De periode 1934-1936 wordt alom erkend als een overgangstijd in het oeuvre van M.C. Escher. Langzaam bewoog hij zich af van zijn interpretaties van veelal Italiaanse landschappen, op zoek naar iets nieuws. Dat leidde tot wat je een hoofdthema van hem zou kunnen noemen: het vervlechten van werelden die niet bij elkaar (kunnen) horen en ze samen laten bestaan in één beeld.

Augustus 1935
Portret van G.A. Escher
Op 4 juli 1935 was Escher met zijn gezin vanuit Rome naar het Zwitserse Château-d’Oex verhuisd, waarna hij vrijwel direct naar Nederland doorreisde om daar een en ander te regelen voor een lang verblijf in Zwitserland. Tussen alle bezoeken door is hij drie weken lang bezig met een zeer gedetailleerd, liefdevol portret van zijn vader.

September 1935
Fabrieksmerk lasser
In september 1935 maakte M.C. Escher een houtsnede voor zijn neef ir. Anne Escher (1895-1971). Die was oprichter en directeur van Ir. Escher’s Constructiewerkplaatsen en Machinefabriek N.V. Het in 1925 opgerichte bedrijf zou uitgroeien tot een groot metaalbewerkingsbedrijf dat in de jaren 50 de grootste fabriekshal in Den Haag had.

1936
Een huisje in de lava
M.C. Escher werd in de jaren 30 als een magneet door de vulkaan Etna aangetrokken. Hij was voor het eerst op Sicilië in het voorjaar van 1932, samen met zijn vriend Giuseppe Haas-Triverio. Samen keerden ze er terug in mei 1935 en het jaar daarop was hij er opnieuw. Bij elke reis was de vulkaan een vaste gast. Logisch ook, de kegel domineert het landschap aan de oostkant van het eiland.

1936-1937
Piano di Sant'Andrea, Genua
De Piano di Sant'Andrea is een historische plaats in de oude binnenstad van Genua, bovenop een heuvel met dezelfde naam. De Piano wordt begrensd door de torens van de Porta Soprana. In de middeleeuwen was dit de belangrijkste toegangspoort tot de stad. Escher bezocht Genua en de Piano di Sant'Andrea in het voorjaar van 1936.

1936-1937
Scheve toren van Pisa
Van 26 april tot en met 28 juni 1936 maakt Escher per vrachtschip een rondreis langs de kusten van Italië en Spanje. Per trein gaat hij ook het binnenland in. Zijn vrouw Jetta vergezelt hem op een deel van de reis. In Pisa maakt hij een tekening van de beroemde toren en de ernaast gelegen kathedraal. Daarvoor was hij op de eerste omgang geklommen, resulterend in een standpunt dat je niet vaak ziet.

1936-1937
Stilleven en straat
Maurits en Jetta hadden niet alleen een fantastische tijd tijdens hun reis over en rond de Middellandse Zee in het voorjaar van 1936, maar voor de kunstenaar was het avontuur ook een enorme bron van inspiratie. Ook Stilleven en straat is gebaseerd op de reis. Dit begon met een tekening van een straatje in de kustplaats Savona, die Escher op 10 juni maakte.

December 1936
Expositie in Château-d'Oex
In de periode dat het gezin Escher in het Zwitserse Château-d'Oex woont, leert Maurits de schilder John Paschoud kennen. Op 6 januari 1937 opent hun gezamenlijke tentoonstelling in het atelier van de schilder. Escher toont er achtendertig houtsneden en litho's.

1936 en 1946
Een klokkentoren in de schemering
S.S. Giovanni e Paolo, Rome (1936) en Schemering (Rome) (1946) zijn twee prenten die vaak door elkaar worden gehaald. Als je naar de afbeeldingen kijkt, dan is dat niet heel verbazingwekkend. Op beide kleine prenten is in de schemering de klokkentoren van de basiliek Santi Giovanni e Paolo in Rome te zien. Ondanks dat de werken gespiegeld zijn, lijken ze bijna identiek.

1937-1956
Repeterende reptielen
Hagedissen fascineerden hem al geruime tijd, maar in de zomer en herfst van 1956 was Escher wel erg veel met ze bezig. Die fascinatie kwam niet zozeer voort uit het gedrag of de levenswijze van de beestjes, maar uit de karakteristieke vorm. Die leende zich erg goed voor het maken van vlakvullingen.

November 1937
Ontwikkeling I
Ontwikkeling I en Ontwikkeling II zijn de eerste prenten waarin Escher probeert een bevredigende vorm te vinden voor het concept 'oneindigheid'. Ze laten een ontwikkeling zien, maar ze maken er dus zelf ook onderdeel van uit. In oktober 1937 liet hij zijn verzameling vlakvullingen zien aan zijn broer Berend (ook wel Beer genoemd), hoogleraar geologie, mineralogie, paleontologie en kristallografie aan de Universiteit van Leiden.

Februari 1939
Ontwikkeling II
Hoewel Escher zijn leven lang gefascineerd is geweest door de regelmatige vlakverdeling, heeft hij zijn onderzoek naar dit fenomeen altijd gebruikt als een hulpmiddel. Hij maakte ze als tekening, een regelmatige vlakverdeling als zelfstandige prent heeft hij nooit gemaakt. De tekeningen vormden het startpunt voor ander werk. Een vroeg voorbeeld hiervan is Ontwikkeling II.

1939
Delft in houtsneden
Escher krijgt in december 1938 van de Staat der Nederlanden een opdracht om tien houtsneden van Delft te maken voor een boekpublicatie. Daar stond een flink bedrag tegenover: 800 gulden (ongeveer €7.500 nu). De inspiratie voor de opdracht kwam van de serie die Escher in 1934 had gemaakt over Rome bij nacht. In januari 1939 maakt hij een proefhoutsnede, waarna hij de definitieve opdracht krijgt. Het boekje is er nooit gekomen, maar de houtsnedes wel. Het resultaat is bijzonder omdat het de enige keer is dat hij een serie heeft gemaakt over een Nederlandse stad.

1939-1940
Metamorphose II
Terwijl Europa aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog stond, begon Escher in oktober 1939 aan zijn grote Metamorphose II. Hij werkte er bijna zes maanden onafgebroken aan. In die maanden schreef hij meerdere brieven aan zijn vriend Hein 's-Gravezande waarin zijn obsessie met de houtsnede duidelijk naar voren kwam. Ook associeerde hij vrijelijk over de mogelijke betekenis van de kleuren, de vissen, de bijen, de vogels en de toren.

Oktober 1941
Vissen in Baarn
De houtsnede Vissen is het eerste werk dat Escher maakte in zijn nieuwe woonplaats Baarn. Het is een prent van twee rijen kop-aan-staart zwemmende vissen, die om en om elkaars spiegelbeeld zijn. De ene rij begint in rechtsonder, zigzagt in horizontale slingers opwaarts en eindigt in de linkerbovenhoek. De andere rij begint linksonder en eindigt al zigzaggend rechtsboven.

Maart 1943
Reptielen in oorlogstijd
Ondanks de verschrikkingen van de oorlog kroop er eind februari 1943 toch iets van optimisme in Escher, gevoed door de natuur. Zo noteert hij op 20 februari in zijn agenda: 'twee vlinders en veel sneeuwklokjes om boerentuinen', en op de 22e: 'de eerste maal merelgezang.' Op 3 maart 1943 begint hij zelfs weer aan nieuwe prent. Voor deze litho, Reptielen, moet hij wel een steen lenen. De oplage was daarom ook maar 30 exemplaren.

Mei 1943
Mier
Het wemelt van de dieren in Eschers werk, vooral in zijn vele vlakvullingen. Op talloze manieren weet hij vogels, vissen, hagedissen, paarden, honden, vlinders en allerlei soorten insecten aan elkaar te verbinden. Maar we kiezen vandaag niet voor een vlakvulling maar voor een individueel dier. Een beestje dat in al zijn nijverheid wel lijkt op de graficus. 
 

September 1944
Een tunnel van vlinders
Tijdens de oorlogsjaren zakte de productie van nieuwe prenten flink in bij Escher. Het ontbrak hem aan inspiratie en hij had wel wat anders aan zijn hoofd. Maar dat wil niet zeggen dat hij helemaal niets creatiefs meer deed. Juist in de oorlogstijd wierp hij zich op zijn vlakvullingsschriften, waarin hij steeds nieuwe varianten bedacht voor het vullen van het vlak met regelmatige patronen. Tussen het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in 1939 en de Nederlandse bevrijding in mei 1945 maakte hij zo'n 35 nieuwe tekeningen.

Juli 1945
Balkon
Tijdens de oorlog had Escher wel wat anders aan zijn hoofd, maar na de bevrijding van mei 1945 ging de rem op zijn productiviteit en creativiteit eraf. Al was de start moeizaam. Hij moest wennen aan de vrijheid en hij beperkte zich in eerste instantie tot het afdrukken van oude prenten en de verkoop daarvan. Het eerste creatieve resultaat was de litho Balkon.

Augustus 1945
(Twee) Dorische zuilen
Een van de meest wonderlijke prenten van M.C. Escher is (Twee) Dorische zuilen. Een houtgravure in drie kleuren die hij maakte in augustus 1945. Vlak na de bevrijding dus. Het was na Balkon de tweede nieuwe prent die Escher fabriceerde na de euforische dagen van mei dat jaar.

Augustus 1946
Kikkermummie
In augustus 1946 maakt Escher een mezzotint van een gemummificeerde kikker. De keuze voor het onderwerp en de compositie zijn atypisch voor deze periode, waarin hij veel experimenteert met vlakvullingen en geometrische vormen. Het skelet beeldt hij juist af zoals hij het ziet. Escher vond de kikkermummie in zijn eigen huis, achter een kast.

December 1947
Kristal
Eind 1947 maakte Escher een voorstudie en een prent die kenmerkend zijn voor hoe hij de wereld ziet: als een eeuwigdurende strijd tussen orde en chaos. Voor hem was het een constatering van een feit, geen boodschap of opdracht aan de wereld. Hij was geboeid door de regelmaat en de noodzakelijkheid van strakke meetkundige ruimtefiguren, symbolen van orde in een chaotische wereld. 
 

December 1949
Dubbele planetoïde
Tussen 1948 en 1954 maakte Escher een reeks met planetoïden en sterren. Ze lijken allemaal uit dezelfde sciencefictionwereld te komen, een wereld die op het eerste gezicht ver van de aardse en ernstige graficus staat. De reeks begon met de houtgravure Sterren, gevolgd door Dubbele planetoïde en Viervlak-planetoïde.
 

April 1950
Zelfportret in bolspiegel
Waarschijnlijk is er geen kunstenaar die zichzelf zo vaak afgebeeld heeft als Rembrandt van Rijn. Van hem zijn circa veertig zelfportretten bekend. Maar Escher had er ook een handje van. Tussen 1917 en 1950 maakte hij er twaalf, waarvan meerdere waarin hij zichzelf in een bolspiegel vastlegde.
 

Juni 1950
Vlinders
M.C. Escher heeft in verschillende prenten geëxperimenteerd met het transformeren en convergeren van vormen. In deze prenten veranderen objecten en dieren van de ene herkenbare vorm in een andere (transformeren) of ze vloeien samen in een eindvorm of eindpunt (convergeren). Vaak wist hij deze twee principes te combineren in één prent, bijvoorbeeld in de houtgravure Vlinders.

Januari 1951
Predestinatie (Verkeerde wereld)
In het universum van M.C. Escher heersen vooral harmonie, rust, orde en vrede. Disharmonie, onrust, wanorde en oorlog zijn ver weg of dienen als achtergrond voor de schoonheid op de voorgrond. Escher ziet de wereld als een eeuwigdurende strijd tussen deze uitersten. Als kunstenaar had hij de taak om de wereld te laten zien dat orde een vanzelfsprekendheid is, al lijkt die soms ver weg.

Maart 1951
Vlakvulling I
In maart 1951 maakte Escher een prent met de bedrieglijk eenvoudige naam Vlakvulling I. Ik zeg 'bedrieglijk eenvoudig', omdat hij op dat moment al zo'n dertig jaar graficus was en talloze vlakvullingen had gemaakt. Waarom dan ineens toch weer een werk dat lijkt te suggereren dat het de eerste keer is dat hij zoiets maakt?

Januari 1952
Twee snijdende vlakken
Vissen en vogels zijn de favoriete dieren van Escher. Althans, dat zou je concluderen als je zijn werk bekijkt. Toen hij eind jaren 30 flink met vlakvullingen aan het experimenteren was, kwam hij al snel uit bij de vorm van een vis of een vogel. Die lenen zich goed voor het pas- en meetwerk dat hoort bij de techniek en komen daarom steeds terug. In Twee snijdende vlakken maakt hij ze ook driedimensionaal.

Februari 1952
Oneindigheid in een modderplas
"Draaiommetjes in het bos." Zo noemde Escher de wandelingen die hij vrijwel elke dag maakte na het avondeten. In de naoorlogse jaren bracht hij zo uren door in de Baarnsche en Vuursche bossen. Om zijn hoofd leeg te maken, maar ook om het te vullen met nieuwe ideeën voor prenten.

Juni 1952
Zwaartekracht
In juni 1952 maakt Escher de litho Zwaartekracht, die door zijn onderwerp naadloos in de reeks met planetoïden en sterren past die hij tussen 1948 en 1954 maakte. Ze lijken allemaal uit dezelfde science-fictionwereld, waarvan je toch niet vermoedt dat Escher zich hierin thuis voelt, te komen. De planetoïde in Zwaartekracht is een kleine sterdodecaëder.

December 1952
Kubische ruimteverdeling
Het onderzoeken van begrippen als oneindigheid en eeuwigheid in zijn werk zou je met een gerust hart een obsessie van Escher kunnen noemen. Op talloze manieren onderzocht hij hoe het vaste kader van zijn houtblok of lithosteen toch de suggestie van onbegrensdheid op kon roepen. Een van de werken waarin hij dat deed is de litho Kubische ruimteverdeling. Daarin verdelen drie assen van steeds een oneindige serie balken elkaar in stukken van gelijke lengte.

Oktober 1955
Diepte
De kunstkritiek heeft Escher jarenlang niet bepaald positief bejegend, maar uiteindelijk was hij zelf nog altijd zijn grootste criticus. Er zijn zeker uitzonderingen, maar vaak was hij ontevreden over zijn laatste creatie. Dat varieerde van 'het was toch net niet goed genoeg' en 'er had net wat meer ingezeten' tot 'dit is echt een totale mislukking.' Eind oktober 1955 was het weer zover.

December 1955
Drie werelden
Voor velen is Escher de meester van de illusies. Een tovenaar op papier die je met zijn onmogelijke constructies en wonderlijke metamorfoses inpakt waar je bij staat. Escher was inderdaad gefascineerd door de illusies die het platte vlak op kon roepen, maar soms wilde hij ook gewoon de schoonheid in de werkelijkheid laten zien. Drie werelden is daar een van de mooiste voorbeelden van.

Oktober 1956
Kleiner en kleiner
Kleiner en kleiner is de meest gedetailleerde van al Eschers werken. De ultieme getuigenis van zijn kunnen. In zijn eigen woorden: "Het oppervlak van elk reptielvormig element van dit patroon wordt systematisch en continu gehalveerd in de richting van het centrum, waar theoretisch zowel het mateloos kleine formaat als het oneindig grote aantal wordt bereikt."

Februari 1957
Kubus met banden
Hol en bol (1955) is een verhalende prent die hij vol heeft gestopt met elementen die voor twee interpretaties vatbaar zijn. Bijna twee jaar later maakte hij een litho over hetzelfde onderwerp, maar het beeld is hier een stuk kernachtiger. Hierin combineert hij een kubus die maar één interpretatie toelaat met een aantal objecten die zowel hol als bol en voor als achter kunnen zijn.

November 1957
Draaikolken
Voor houtgravure en houtsnede Draaikolken gebruikt Escher een nieuwe druktechniek; hij sneed één blok, dat hij op hetzelfde stuk papier in twee kleuren afdrukte. Twee rijen kop aan staart zwemmende vissen vullen samen de ruimte. De rode rij heeft exact dezelfde vorm als de grijze, maar is 180 graden gedraaid.

Mei 1958
Belvédère
Voor velen vormen Eschers onmogelijke gebouwen de hoogtepunten in zijn oeuvre. Het zijn die prenten waarnaar bezoekers op zoek gaan als ze bij ons in het museum komen. Ze gaan ervoor staan en bespreken met hun familie en vrienden wat ze voor hun ogen zien gebeuren. Het zijn wat dat betreft echt praatplaten.

Januari 1959
Platwormen
In december 1958 en januari 1959 werkte Escher aan een nieuwe prent die hij wilde tonen op een tentoonstelling in museum Boymans (nu: Museum Boijmans Van Beuningen) in februari. Onder de naam Vier Grafici exposeerde hij samen met Harry van Kruiningen, Wout van Heusden en Harry Disberg. Een gezelschap waarin hij al eerder had verkeerd. 
 

Maart 1960
Klimmen en dalen
Klimmen en dalen is het resultaat van een bijzondere ideeënuitwisseling tussen de graficus en de Britse wiskundige Roger Penrose. Die laatste kwam voor het eerst in contact met M.C. Escher bij diens eenmanstentoonstelling in het Stedelijk Museum in 1954, die gehouden werd naar aanleiding van het Internationaal Mathematisch Congres dat jaar. Penrose was zwaar onder de indruk en hij begon al snel na te denken over zijn eigen onmogelijke beelden.

Juli 1960
Cirkellimiet IV (Hemel en hel)
In juli 1960 voltooide Escher de laatste van zijn vier 'cirkellimieten'. Hij had er al een tijd mee gestoeid, maar hij werd pas op het juiste pad gebracht door een publicatie van de Canadese professor H.S.M. Coxeter. In het artikel beschreef Coxeter hoe een vlakvullingmotief van het centrum naar de rand van een cirkel steeds verder verkleind wordt en de motiefjes oneindig dicht bij elkaar komen te staan.

Oktober 1961
Het knippermoment van Waterval
"Het verschrikkelijke knippermoment." Dat is de duiding die oud-conservator Micky Piller, tijdens een uitzending van VPRO-radioprogramma OVT, gaf aan het moment wanneer een beschouwer Eschers litho Waterval voor de tweede keer bekijkt. Het moment waarop de hersenen eventjes kortsluiting maken en niet kunnen volgen wat er voor de ogen gebeurt.

Juli 1969
Ringslangen
Dat het niet zo goed ging met zijn gezondheid aan het einde van de jaren zestig was voor Escher een gegeven. Hij worstelde er al zijn hele leven mee, maar vooral dat decennium vormde een aaneenschakeling van goede en slechte periodes. In de goede was hij alert en actief, in de slechte kleurde vooral zijn gezondheid zijn leven in.











